H120 אָדָם
mens, menselijk wezen, lieden, mensheid, man, mannen, Mensenkind

Bijbelteksten

Jeremia 10:23Ik weet, o HEERE! dat bij den mens zijn weg niet is; het is niet bij een man, die wandelt, dat hij zijn gang richte.
Jeremia 16:20Zal een mens zich goden maken? Zij zijn toch geen goden.
Jeremia 17:5Zo zegt de HEERE: Vervloekt is de man, die op een mens vertrouwt, en vlees [tot] zijn arm stelt, en wiens hart van den HEERE afwijkt!
Jeremia 21:6En Ik zal de inwoners dezer stad slaan, zowel de mensen als de beesten; door een grote pestilentie zullen zij sterven.
Jeremia 27:5Ik heb gemaakt de aarde, den mens en het vee, die op den aardbodem zijn, door Mijn grote kracht, en door Mijn uitgestrekten arm, en Ik geef ze aan welken het recht is in Mijn ogen.
Jeremia 31:27Ziet, de dagen komen, spreekt de HEERE, dat Ik het huis van Israel en het huis van Juda bezaaien zal [met] zaad van mensen en zaad van beesten.
Jeremia 31:30Maar een iegelijk zal om zijn ongerechtigheid sterven; een ieder mens, die de onrijpe druiven eet, zijn tanden zullen stomp worden.
Jeremia 32:19Groot van raad en machtig van daad; want Uw ogen zijn open over alle wegen der mensenkinderen, om een iegelijk te geven naar zijn wegen, en naar de vrucht zijner handelingen.
Jeremia 32:20Gij, Die tekenen en wonderen gesteld hebt in Egypteland, tot op dezen dag, zo in Israel, als onder [andere] mensen, en hebt U een Naam gemaakt, als Hij is te dezen dage!
Jeremia 32:43En er zullen velden gekocht worden in dit land, waarvan gij zegt: Het is woest, dat er geen mens noch beest in is; het is in der Chaldeen hand gegeven.
Jeremia 33:5Er zijn er [wel] ingekomen, om te strijden tegen de Chaldeen, maar het is om die te vullen met dode lichamen van mensen, die Ik verslagen heb in Mijn toorn en in Mijn grimmigheid; en omdat Ik Mijn aangezicht van deze stad verborgen heb, om al hunlieder boosheid.
Jeremia 33:10Alzo zegt de HEERE: In deze plaats (waarvan gij zegt: Zij is woest, dat er geen mens en geen beest in is), in de steden van Juda, en op de straten van Jeruzalem, die [zo] verwoest zijn, dat er geen mens, en geen inwoner, en geen beest in is, zal wederom gehoord worden,
Jeremia 33:12Zo zegt de HEERE der heirscharen: In deze plaats, die [zo] woest is, dat er geen mens, zelfs tot het vee toe, in is, mitsgaders in al derzelver steden, zullen wederom woningen zijn van herderen, die de kudden doen legeren.
Jeremia 36:29En tot Jojakim, den koning van Juda, zult gij zeggen: Zo zegt de HEERE: Gij hebt deze rol verbrand, zeggende: Waarom hebt gij daarop geschreven, zeggende: De koning van Babel zal zekerlijk komen, en dit land verderven, en maken, dat mens en beest daarin ophouden?
Jeremia 47:2Zo zegt de HEERE: Ziet, wateren komen op van het noorden, en zullen worden tot een overlopende beek, en overlopen het land en de volheid van hetzelve, de stad en die daarin wonen; en de mensen zullen schreeuwen, en al de inwoners des lands zullen huilen;
Jeremia 49:15Want zie, Ik heb u klein gemaakt onder de heidenen, veracht onder de mensen.
Jeremia 49:18Gelijk de omkering van Sodom en Gomorra en haar naburen, zal het zijn, zegt de HEERE; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren.
Jeremia 49:33En Hazor zal worden tot een drakenwoning, een verwoesting tot in eeuwigheid; niemand zal daar wonen, en geen mensenkind daarin verkeren.
Jeremia 50:3Want een volk komt tegen haar op van het noorden; dat zal haar land zetten in verwoesting, dat er geen inwoner in zal zijn; van de mensen aan tot de beesten toe zijn zij weggezworven, doorgegaan!
Jeremia 50:40Gelijk God Sodom en Gomorra en haar naburen heeft omgekeerd, spreekt de HEERE, [alzo] zal niemand aldaar wonen, en geen mensenkind in haar verkeren.

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen