H241 אֹזֶן
oor, openbaren, oorlel, meedelen, (rechter)oorlapje, aanhoren ten - van, oren
Psalm 102:3 | Verberg Uw aangezicht niet voor mij, neig Uw oor tot mij ten dage mijner benauwdheid; ten dage als ik roep, verhoor mij haastelijk. |
Psalm 115:6 | Oren hebben zij, maar horen niet; zij hebben een neus, maar zij rieken niet; |
Psalm 116:2 | Want Hij neigt Zijn oor tot mij; dies zal ik [Hem] in mijn dagen aanroepen. |
Psalm 130:2 | HEERE! hoor naar mijn stem; laat Uw oren opmerkende zijn op de stem mijner smekingen. |
Psalm 135:17 | Oren hebben zij, maar horen niet; ook is er geen adem in hun mond. |
Spreuken 2:2 | Om uw oren naar wijsheid te doen opmerken; [zo] gij uw hart tot verstandigheid neigt; |
Spreuken 4:20 | Mijn zoon! merk op mijn woorden, neig uw oor tot mijn redenen. |
Spreuken 5:1 | Mijn zoon! merk op mijn wijsheid, neig uw oor tot mijn verstand; |
Spreuken 5:13 | En heb niet gehoord naar de stem mijner onderwijzers, noch mijn oren geneigd tot mijn leraars! |
Spreuken 15:31 | Het oor, dat de bestraffing des levens hoort, zal in het midden der wijzen vernachten. |
Spreuken 18:15 | Het hart des verstandigen bekomt wetenschap, en het oor der wijzen zoekt wetenschap. |
Spreuken 20:12 | Een horend oor, en een ziend oog heeft de HEERE gemaakt, ja, die beide. |
Spreuken 21:13 | Die zijn oor stopt voor het geschrei des armen, die zal ook roepen, en niet verhoord worden. |
Spreuken 22:17 | Neig uw oor, en hoor de woorden der wijzen, en stel uw hart tot mijn wetenschap; |
Spreuken 23:9 | Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten. |
Spreuken 23:12 | Begeef uw hart tot de tucht, en uw oren tot de redenen der wetenschap. |
Spreuken 25:12 | Een wijs bestraffer bij een horend oor, is een gouden oorsiersel, en een halssieraad van het fijnste goud. |
Spreuken 26:17 | De voorbijgaande, die zich vertoornt in een twist, [die] hem niet aangaat, is [gelijk] die een hond bij de oren grijpt. |
Spreuken 28:9 | Die zijn oor afwendt van de wet te horen, diens gebed zelfs zal een gruwel zijn. |
Prediker 1:8 | Al deze dingen worden [zo] moede, dat het niemand zou kunnen uitspreken; het oog wordt niet verzadigd met zien; en het oor wordt niet vervuld van horen. |