H259 אֶחָד
één (telwoord), enerlei, ander, elk, eerst, enig, aan weerszijden, aan elkander
Jeremia 10:8 | In een ding zijn zij toch onvernuftig en zot: een hout is een onderwijs der ijdelheden. |
Jeremia 24:2 | [In] den enen korf waren zeer goede vijgen, als de eerste rijpe vijgen zijn; maar [in] den anderen korf waren zeer boze vijgen, die vanwege de boosheid niet konden gegeten worden. |
Jeremia 32:39 | En Ik zal hun enerlei hart en enerlei weg geven, om Mij te vrezen al de dagen, hun ten goede, mitsgaders hun kinderen na hen. |
Jeremia 35:2 | Ga henen tot der Rechabieten huis, en spreek met hen, en breng hen in des HEEREN huis, in een der kameren, en geef hun wijn te drinken. |
Jeremia 51:60 | Jeremia nu schreef al het kwaad, dat over Babel komen zou, in een boek, [te weten] al deze woorden, die tegen Babel geschreven zijn. |
Jeremia 52:1 | Zedekia was een en twintig jaren oud, als hij koning werd, en hij regeerde elf jaren te Jeruzalem; en de naam zijner moeder was Hamutal, een dochter van Jeremia, van Libna. |
Jeremia 52:20 | De twee pilaren, de ene zee, en de twaalf koperen runderen, die in de plaats der stellingen waren, die de koning Salomo voor het huis des HEEREN gemaakt had; het koper daarvan, [te weten] van al deze vaten, was zonder gewicht. |
Jeremia 52:21 | Aangaande de pilaren, achttien ellen was de hoogte eens pilaars, en een draad van twaalf ellen omving hem; en zijn dikte was vier vingeren, [en] hij was hol. |
Jeremia 52:22 | En het kapiteel daarop was koper, en de hoogte des enen kapiteels was vijf ellen, en een net, en granaatappelen op het kapiteel rondom, alles koper; en dezen gelijk had de andere pilaar, met granaatappelen. |
Jeremia 52:25 | En uit de stad nam hij een hoveling, die over de krijgslieden gesteld was, en zeven mannen uit degenen, die des konings aangezicht zagen, die in de stad gevonden werden, mitsgaders den oversten schrijver des heirs, die het volk des lands ten oorlog opschreef, en zestig mannen van het volk des lands, die in het midden der stad gevonden werden. |
Ezechiel 1:6 | En elkeen had vier aangezichten; insgelijks had elkeen van hen vier vleugelen. |
Ezechiel 1:15 | Als ik die dieren zag, ziet, zo was er een rad op de aarde bij die dieren, naar vier aangezichten van hetzelve. |
Ezechiel 1:16 | De gedaante der raderen en derzelver maaksel was als de verf van een turkoois; en die vier hadden enerlei gelijkenis; daartoe was hun gedaante, en hun maaksel, alsof het ware een rad in het midden van een rad. |
Ezechiel 4:9 | En neemt gij voor u tarwe, en gerst, en bonen, en linzen, en gierst, en spelt; en doe die in een vat, en maak die u tot brood; [naar] het getal der dagen, die gij op uw zijde nederliggen zult, driehonderd en negentig dagen, zult gij dat eten. |
Ezechiel 7:5 | Zo zegt de Heere HEERE: Een kwaad, een enig kwaad, ziet, is gekomen. |
Ezechiel 8:7 | Zo bracht Hij mij tot de deur van het voorhof. Toen zag ik, en ziet, er was een hol in den wand. |
Ezechiel 8:8 | En Hij zeide tot mij: Mensenkind, graaf nu in dien wand. En ik groef in dien wand, en ziet, daar was een deur. |
Ezechiel 9:2 | En ziet, zes mannen kwamen van den weg der Hoge poort, die gekeerd is naar het noorden, en elkeen met zijn verpletterend wapen in zijn hand; en een man in het midden van hen was met linnen bekleed, en een schrijvers-inktkoker was aan zijn lenden; en zij kwamen in, en stonden bij het koperen altaar. |
Ezechiel 10:9 | Toen zag ik, en ziet, vier raderen waren bij de cherubs; een rad was bij elken cherub; en de gedaante der raderen was als de verf van een turkoois-steen. |
Ezechiel 10:10 | En aangaande hun gedaanten, die vier hadden enerlei gelijkenis, gelijk of het ware geweest een rad in het midden van een rad. |