Job 31:20 | Zo zijn lenden mij niet gezegend hebben, toen hij van de vellen mijner lammeren verwarmd werd; |
Job 42:12 | En de HEERE zegende Jobs laatste meer dan zijn eerste; want hij had veertien duizend schapen, en zes duizend kemelen, en duizend juk runderen, en duizend ezelinnen. |
Psalm 5:13 | Want Gij, HEERE, zult den rechtvaardige zegenen; Gij zult hem met goedgunstigheid kronen, als met een rondas. |
Psalm 10:3 | Want de goddeloze roemt over den wens zijner ziel; hij zegent den gierigaard, hij lastert den HEERE. |
Psalm 16:7 | Ik zal den HEERE loven, Die mij raad heeft gegeven; zelfs bij nacht onderwijzen mij mijn nieren. |
Psalm 18:47 | De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils! |
Psalm 26:12 | Mijn voet staat op effen baan; ik zal den HEERE loven in de vergaderingen. |
Psalm 28:6 | Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft de stem mijner smekingen gehoord. |
Psalm 28:9 | Verlos Uw volk, en zegen Uw erve, en weid hen, en verhef hen tot in eeuwigheid. |
Psalm 29:11 | De HEERE zal Zijn volk sterkte geven; de HEERE zal Zijn volk zegenen met vrede. |
Psalm 31:22 | Geloofd zij de HEERE, want Hij heeft Zijn goedertierenheid aan mij wonderlijk gemaakt, [mij voerende als] in een vaste stad. |
Psalm 34:2 | [Aleph.] Ik zal den HEERE loven te aller tijd; Zijn lof zal geduriglijk in mijn mond zijn. |
Psalm 37:22 | Want zijn gezegenden zullen de aarde erfelijk bezitten; maar zijn vervloekten zullen uitgeroeid worden. |
Psalm 41:14 | Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid! Amen, ja, amen. |
Psalm 45:3 | Gij zijt veel schoner dan de mensenkinderen; genade is uitgestort in Uw lippen; daarom heeft U God gezegend in eeuwigheid. |
Psalm 49:19 | Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; |
Psalm 62:5 | Zij raadslagen slechts, om [hem] van zijn hoogheid te verstoten; zij hebben behagen in leugen; met hun mond zegenen zij; maar met hun binnenste vloeken zij. Sela. |
Psalm 63:5 | Alzo zou ik U loven in mijn leven; in Uw Naam zou ik mijn handen opheffen. |
Psalm 65:11 | Gij maakt zijn opgeploegde aarde dronken; Gij doet ze dalen [in] zijn voren; Gij maakt het week door de druppelen; Gij zegent zijn uitspruitsel. |
Psalm 66:8 | Looft, gij volken! onzen God; en laat horen de stem Zijns roems. |