Psalm 104:1 | Loof den HEERE, mijn ziel! O HEERE, mijn God! Gij zijt zeer groot, Gij zijt bekleed met majesteit en heerlijkheid. |
Psalm 104:35 | De zondaars zullen van de aarde verdaan worden, en de goddelozen zullen niet meer zijn. Loof den HEERE, mijn ziel! Hallelujah! |
Psalm 106:48 | Geloofd zij de HEERE, de God Israels, van eeuwigheid en tot in eeuwigheid; en al het volk zegge: Amen, Hallelujah! |
Psalm 107:38 | En Hij zegent hen, zodat zij zeer vermenigvuldigen, en hun vee vermindert Hij niet. |
Psalm 109:28 | Laat hen vloeken, maar zegen Gij; laat hen zich opmaken, maar dat zij beschaamd worden; doch dat zich Uw knecht verblijde. |
Psalm 112:2 | [Gimel.] Zijn zaad zal geweldig zijn op aarde; [Daleth.] het geslacht der oprechten zal gezegend worden. |
Psalm 113:2 | De Naam des HEEREN zij geprezen, van nu aan tot in der eeuwigheid. |
Psalm 115:12 | De HEERE is onzer gedachtig geweest, Hij zal zegenen; Hij zal het huis van Israel zegenen, Hij zal het huis van Aaron zegenen. |
Psalm 115:13 | Hij zal zegenen, die den HEERE vrezen, de kleinen met de groten. |
Psalm 115:15 | Gijlieden zijt den HEERE gezegend, Die den hemel en de aarde gemaakt heeft. |
Psalm 115:18 | Maar wij zullen den HEERE loven van nu aan tot in der eeuwigheid. Hallelujah! |
Psalm 118:26 | Gezegend zij hij, die daar komt in den Naam des HEEREN! Wij zegenen ulieden uit het huis des HEEREN. |
Psalm 119:12 | HEERE! Gij zijt gezegend; leer mij Uw inzettingen. |
Psalm 124:6 | De HEERE zij geloofd, Die ons in hun tanden niet heeft overgegeven tot een roof. |
Psalm 128:4 | Ziet, alzo zal zekerlijk die man gezegend worden, die den HEERE vreest. |
Psalm 128:5 | De HEERE zal u zegenen uit Sion, en gij zult het goede van Jeruzalem aanschouwen al de dagen uws levens; |
Psalm 129:8 | En die voorbijgaan, niet zeggen: De zegen des HEEREN zij bij u! Wij zegenen ulieden in den Naam des HEEREN. |
Psalm 132:15 | Ik zal haar kost rijkelijk zegenen, haar nooddruftigen zal Ik met brood verzadigen. |
Psalm 134:1 | Een lied Hammaaloth. Ziet, looft den HEERE, alle gij knechten des HEEREN! gij, die allen nacht in het huis des HEEREN staat. |
Psalm 134:2 | Heft uw handen op [naar] het heiligdom, en looft den HEERE. |