H2076 זָבַח
brengen (een) offer(s) -, opofferen, offeren, brengen (een), offerande doen, slachten

Bijbelteksten

Leviticus 17:5Opdat, wanneer de kinderen Israëls hun slachtofferen brengen, welke zij op het veld slachten, dat zij die den HEERE toebrengen, aan de deur van de tent der samenkomst tot den priester, en dezelve tot dankofferen den HEERE slachten.
Leviticus 17:7En zij zullen ook niet meer hun slachtofferen den duivelen, welke zij nahoereren, offeren; dat zal hun een eeuwige inzetting zijn voor hun geslachten.
Leviticus 19:5En wanneer gij een dankoffer den HEERE offeren zult, naar uw welgevallen zult gij dat offeren.
Leviticus 22:29En als gij een lofoffer den HEERE zult slachten, naar uw wil zult gij het slachten.
Numeri 22:40Toen slachtte Balak runderen en schapen; en hij zond aan Bileam, en aan de vorsten, die bij hem waren.
Deuteronomium 12:15Doch naar allen lust uwer ziel zult gij slachten en vlees eten, naar den zegen des HEEREN, uws Gods, dien Hij u geeft, in al uw poorten; de onreine en de reine zal daarvan eten, als van een ree, en als van een hert.
Deuteronomium 12:21Zo de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te zetten, verre van u zal zijn, zo zult gij slachten van uw runderen en van uw schapen, die de HEERE u gegeven heeft, gelijk als ik u geboden heb; en gij zult eten in uw poorten, naar allen lust uwer ziel.
Deuteronomium 15:21Doch als enig gebrek daaraan zal zijn, hetzij mank of blind, [of] enig kwaad gebrek, zo zult gij het den HEERE, uw God, niet offeren;
Deuteronomium 16:2Dan zult gij den HEERE, uw God, het pascha slachten, schapen en runderen, in de plaats, die de HEERE verkiezen zal, om Zijn Naam aldaar te doen wonen.
Deuteronomium 16:4Er zal bij u in zeven dagen geen zuurdeeg gezien worden in enige uwer landpalen; ook zal van het vlees, dat gij aan den avond van den eersten dag geslacht zult hebben, niets tot den morgen overnachten.
Deuteronomium 16:5Gij zult het pascha niet mogen slachten in een uwer poorten, die de HEERE, uw God, u geeft.
Deuteronomium 16:6Maar aan de plaats, die de HEERE, uw God, verkiezen zal om [daar] Zijn Naam te doen wonen, aldaar zult gij het pascha slachten aan den avond, als de zon ondergaat, ter bestemder tijd van uw uittrekken uit Egypte.
Deuteronomium 17:1Gij zult den HEERE, uw God, geen os of klein vee offeren, waaraan een gebrek zij [of] enig kwaad; want dat is den HEERE, uw God, een gruwel.
Deuteronomium 18:3Dit nu zal het recht der priesters zijn van het volk, van hen, die een offerande offeren, hetzij een os, of klein vee: dat hij den priester zal geven den schouder, en beide kinnebakken, en de pens.
Deuteronomium 27:7Ook zult gij dankofferen offeren, en zult aldaar eten, en vrolijk zijn voor het aangezicht des HEEREN, uws Gods.
Deuteronomium 32:17Zij hebben aan de duivelen geofferd, niet aan God; aan de goden, die zij niet kenden; nieuwe, die van nabij gekomen waren, voor dewelke uw vaders niet geschrikt hebben.
Deuteronomium 33:19Zij zullen de volken tot den berg roepen; daar zullen zij offeranden der gerechtigheid offeren; want zij zullen den overvloed der zeeen zuigen, en de bedekte verborgen dingen des zands.
Jozua 8:31Gelijk als Mozes, de knecht des HEEREN, den kinderen Israels geboden had, achtereenvolgens hetgeen geschreven is in het wetboek van Mozes: een altaar van gehele stenen, over dewelke men geen ijzer bewogen had; en daarop offerden zij den HEERE brandofferen; ook offerden zij dankofferen.
Richteren 2:5Daarom noemden zij den naam dier plaats Bochim; en zij offerden aldaar den HEERE.
Richteren 16:23Toen verzamelden zich de vorsten der Filistijnen, om hun god Dagon een groot offer te offeren, en tot vrolijkheid; en zij zeiden: Onze god heeft onzen vijand Simson in onze hand gegeven.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel