H2416 חַי
dieren, gedierte, dier(en), leven (ww), leven (zn), levend
Job 12:10 | In Wiens hand de ziel is van al wat leeft, en de geest van alle vlees des mensen. |
Job 19:25 | Want ik weet: mijn Verlosser leeft, en Hij zal de laatste over het stof opstaan; |
Job 24:22 | Ook trekt hij de machtigen door zijn kracht; staat hij op, zo is men des levens niet zeker. |
Job 27:2 | [Zo waarachtig als] God leeft, Die mijn recht weggenomen heeft, en de Almachtige, Die mijner ziel bitterheid heeft aangedaan! |
Job 28:13 | De mens weet haar waarde niet, en zij wordt niet gevonden in het land der levenden. |
Job 28:21 | Want zij is verholen voor de ogen aller levenden, en voor het gevogelte des hemels is zij verborgen. |
Job 30:23 | Want ik weet, dat Gij mij ter dood brengen zult, en tot het huis der samenkomst aller levenden. |
Job 33:18 | Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; en zijn leven, dat het door het zwaard niet doorga. |
Job 33:20 | Zodat zijn leven het brood zelf verfoeit, en zijn ziel de begeerlijke spijze; |
Job 33:22 | En zijn ziel nadert ten verderve, en zijn leven tot de dingen, die doden. |
Job 33:28 | [Maar God] heeft mijn ziel verlost, dat zij niet voere in het verderf, zodat mijn leven het licht aanziet. |
Job 33:30 | Opdat hij zijn ziel afkere van het verderf, en hij verlicht worde met het licht der levenden. |
Job 36:14 | Hun ziel zal in de jonkheid sterven, en hun leven onder de schandjongens. |
Job 37:8 | En het gedierte gaat in de loerplaatsen, en blijft in zijn holen. |
Job 39:1 | Zult gij voor den ouden leeuw roof jagen, of de graagheid der jonge leeuwen vervullen? |
Job 39:18 | En vergeet, dat de voet die drukken kan, en de dieren des velds die vertrappen kunnen? |
Job 40:15 | Omdat de bergen hem voeder voortbrengen, daarom spelen al de dieren des velds aldaar. |
Psalm 7:6 | Zo vervolge de vijand mijn ziel, en achterhale ze, en vertrede mijn leven ter aarde, en doe mijn eer in het stof wonen! Sela. |
Psalm 16:11 | Gij zult mij het pad des levens bekend maken; verzadiging der vreugde is bij Uw aangezicht; liefelijkheden zijn in Uw rechterhand, eeuwiglijk. |
Psalm 17:14 | Met Uw hand van de lieden, o HEERE! van de lieden, die van de wereld zijn, welker deel in dit leven is, welker buik Gij vervult met Uw verborgen [schat]; de kinderen worden verzadigd, en zij laten hun overschot hun kinderkens achter. |