H2416 חַי
dieren, gedierte, dier(en), leven (ww), leven (zn), levend
Psalm 18:47 | De HEERE leeft, en geloofd zij mijn Rotssteen, en verhoogd zij de God mijns heils! |
Psalm 21:5 | Het leven heeft hij van U begeerd. Gij hebt het hem gegeven; lengte van dagen, eeuwiglijk en altoos. |
Psalm 23:6 | Immers zullen mij het goede en de weldadigheid volgen al de dagen mijns levens; en ik zal in het huis des HEEREN blijven in lengte van dagen. |
Psalm 26:9 | Raap mijn ziel niet weg met de zondaren, noch mijn leven met de mannen des bloeds; |
Psalm 27:1 | [Een psalm] van David. De HEERE is mijn Licht en mijn Heil, voor wien zou ik vrezen? De HEERE is mijns levens kracht, voor wien zou ik vervaard zijn? |
Psalm 27:4 | Een ding heb ik van den HEERE begeerd, dat zal ik zoeken: dat ik al de dagen mijns levens mocht wonen in het huis des HEEREN, om de liefelijkheid des HEEREN te aanschouwen, en te onderzoeken in Zijn tempel. |
Psalm 27:13 | Zo ik niet had geloofd, dat ik het goede des HEEREN zou zien in het land der levenden, [ik ware vergaan.] |
Psalm 30:6 | Want een ogenblik is er in Zijn toorn, [maar] een leven in Zijn goedgunstigheid; des avonds vernacht het geween, maar des morgens is er gejuich. |
Psalm 31:11 | Want mijn leven is verteerd van droefenis, en mijn jaren van zuchten; mijn kracht is vervallen door mijn ongerechtigheid, en mijn beenderen zijn doorknaagd. |
Psalm 34:13 | [Mem.] Wie is de man, die lust heeft ten leven, die dagen liefheeft, om het goede te zien? |
Psalm 36:10 | Want bij U is de fontein des levens; in Uw licht zien wij het licht. |
Psalm 38:20 | Maar mijn vijanden zijn levende, worden machtig; en die mij om valse oorzaken haten, worden groot. |
Psalm 42:3 | Mijn ziel dorst naar God, naar den levenden God; wanneer zal ik ingaan, en voor Gods aangezicht verschijnen? |
Psalm 42:9 | [Maar] de HEERE zal des daags Zijn goedertierenheid gebieden, en des nachts zal Zijn lied bij mij zijn; het gebed tot den God mijns levens. |
Psalm 49:19 | Hoewel hij zijn ziel in zijn leven zegent, en zij u loven, omdat gij uzelven goed doet; |
Psalm 50:10 | Want al het gedierte des wouds is Mijn, de beesten op duizend bergen. |
Psalm 52:7 | God zal u ook afbreken in eeuwigheid; Hij zal u wegrapen en u uit de tent uitrukken; ja, Hij zal u uitwortelen uit het land der levenden. Sela. |
Psalm 55:16 | Dat hun de dood als een schuldeiser overvalle, dat zij als levend ter helle nederdalen; want boosheden zijn in hun woning, in het binnenste van hen. |
Psalm 56:14 | Want Gij hebt mijn ziel gered van den dood; ook niet mijn voeten van aanstoot, om voor Gods aangezicht te wandelen in het licht der levenden? |
Psalm 58:10 | Eer dan uw potten den doornstruik gewaar worden, zal Hij hem als levend, als [in] heten toorn wegstormen. |