H3684 כְּסִיל
dwaas, zot, domoor, gek

Bijbelteksten

Spreuken 15:7De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo.
Spreuken 15:14Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden.
Spreuken 15:20Een wijs zoon zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder.
Spreuken 17:10De bestraffing gaat dieper in den verstandige, dan den zot honderdmaal te slaan.
Spreuken 17:12Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid.
Spreuken 17:16Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft?
Spreuken 17:21Wie een zot genereert, [die] zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden.
Spreuken 17:24In het aangezicht des verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in het einde der aarde.
Spreuken 17:25Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft.
Spreuken 18:2De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt.
Spreuken 18:6De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen.
Spreuken 18:7De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel.
Spreuken 19:1De arme, in zijn oprechtheid wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is.
Spreuken 19:10De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten!
Spreuken 19:13Een zotte zoon is zijn vader grote ellende; en de kijvingen ener vrouw [als] een gestadig druipen.
Spreuken 19:29Gerichten zijn voor de spotters bereid, en slagen voor den rug der zotten.
Spreuken 21:20In des wijzen woning is een gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks.
Spreuken 23:9Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten.
Spreuken 26:1Gelijk de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo past den zot de eer niet.
Spreuken 26:3Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin