Spreuken 15:7 | De lippen der wijzen zullen de wetenschap uitstrooien; maar het hart der zotten niet alzo. |
Spreuken 15:14 | Een verstandig hart zal de wetenschap opzoeken; maar de mond der zotten zal met dwaasheid gevoed worden. |
Spreuken 15:20 | Een wijs zoon zal den vader verblijden; maar een zot mens veracht zijn moeder. |
Spreuken 17:10 | De bestraffing gaat dieper in den verstandige, dan den zot honderdmaal te slaan. |
Spreuken 17:12 | Dat een beer, die van jongen beroofd is, een man tegemoet kome, maar niet een zot in zijn dwaasheid. |
Spreuken 17:16 | Waarom toch zou in de hand des zots het koopgeld zijn, om wijsheid te kopen, dewijl hij geen verstand heeft? |
Spreuken 17:21 | Wie een zot genereert, [die] zal hem tot droefheid zijn; en de vader des dwazen zal zich niet verblijden. |
Spreuken 17:24 | In het aangezicht des verstandigen is wijsheid; maar de ogen des zots zijn in het einde der aarde. |
Spreuken 17:25 | Een zotte zoon is een verdriet voor zijn vader, en bittere droefheid voor degene, die hem gebaard heeft. |
Spreuken 18:2 | De zot heeft geen lust aan verstandigheid, maar daarin, dat zijn hart zich ontdekt. |
Spreuken 18:6 | De lippen des zots komen in twist, en zijn mond roept naar slagen. |
Spreuken 18:7 | De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel. |
Spreuken 19:1 | De arme, in zijn oprechtheid wandelende, is beter dan de verkeerde van lippen, en die een zot is. |
Spreuken 19:10 | De weelde staat een zot niet wel; hoeveel te min een knecht te heersen over vorsten! |
Spreuken 19:13 | Een zotte zoon is zijn vader grote ellende; en de kijvingen ener vrouw [als] een gestadig druipen. |
Spreuken 19:29 | Gerichten zijn voor de spotters bereid, en slagen voor den rug der zotten. |
Spreuken 21:20 | In des wijzen woning is een gewenste schat, en olie; maar een zot mens verslindt zulks. |
Spreuken 23:9 | Spreek niet voor het oor van een zot, want hij zou het verstand uwer woorden verachten. |
Spreuken 26:1 | Gelijk de sneeuw in den zomer, en gelijk de regen in den oogst, alzo past den zot de eer niet. |
Spreuken 26:3 | Een zweep is voor het paard, een toom voor den ezel, en een roede voor den rug der zotten. |