Spreuken 7:2 | Bewaar mijn geboden, en leef, en mijn wet als den appel uwer ogen. |
Spreuken 10:8 | Die wijs van hart is, neemt de geboden aan; maar die dwaas is van lippen, zal omgeworpen worden. |
Spreuken 13:13 | Die het woord veracht, die zal verdorven worden; maar wie het gebod vreest, dien zal vergolden worden. |
Spreuken 19:16 | Die het gebod bewaart, bewaart zijn ziel; die zijn wegen veracht, zal sterven. |
Prediker 8:5 | Wie het gebod onderhoudt, zal niets kwaads gewaar worden; en het hart eens wijzen zal tijd en wijze weten. |
Prediker 12:13 | Van alles, wat gehoord is, is het einde van de zaak: Vrees God, en houd Zijn geboden, want dit [betaamt] allen mensen. |
Jesaja 29:13 | Want de Heere heeft gezegd: Daarom dat dit volk [tot Mij] nadert met zijn mond, en zij Mij met hun lippen eren, doch hun hart verre van Mij doen; en hun vreze, [waarmede zij] Mij [vrezen], mensengeboden zijn, die hun geleerd zijn; |
Jesaja 36:21 | Doch zij zwegen stil, en antwoordden hem niet een woord; want het gebod des konings was, zeggende: Gij zult hem niet antwoorden. |
Jesaja 48:18 | Och, dat gij naar Mijn geboden geluisterd hadt! zo zou uw vrede geweest zijn als een rivier, en uw gerechtigheid als de golven der zee. |
Jeremia 32:11 | En ik nam den koopbrief, die verzegeld was [naar] het gebod en de inzettingen, en den open [brief]; |
Jeremia 35:14 | De woorden van Jonadab, den zoon van Rechab, die hij zijn kinderen geboden heeft, dat zij geen wijn zouden drinken, zijn bevestigd; want zij hebben geen wijn gedronken tot op dezen dag, maar het gebod huns vaders gehoord; en Ik heb tot ulieden gesproken, vroeg op zijnde en sprekende, maar gij hebt naar Mij niet gehoord. |
Jeremia 35:16 | Dewijl [dan] de kinderen van Jonadab, den zoon van Rechab, het gebod huns vaders, dat hij hun geboden heeft, bevestigd hebben, maar dit volk naar Mij niet hoort; |
Jeremia 35:18 | Tot het huis nu der Rechabieten zeide Jeremia: Zo zegt de HEERE der heirscharen, de God Israels: Omdat gijlieden het gebod van uw vader Jonadab zijt gehoorzaam geweest, en hebt al zijn geboden bewaard, en gedaan naar alles, wat hij ulieden geboden heeft; |
Daniel 9:4 | Ik bad dan tot den HEERE, mijn God, en deed belijdenis, en zeide: Och Heere! Gij grote en verschrikkelijke God, Die het verbond en de weldadigheid houdt, dien, die Hem liefhebben en Zijn geboden houden. |
Daniel 9:5 | Wij hebben gezondigd, en hebben onrecht gedaan, en goddelooslijk gehandeld, en gerebelleerd, met af te wijken van Uw geboden, en van Uw rechten. |
Maleachi 2:1 | En nu, gij priesters! tot u wordt dit gebod [gezonden]; |
Maleachi 2:4 | Dan zult gij weten, dat Ik dit gebod tot u gezonden heb; opdat Mijn verbond met Levi zij, zegt de HEERE der heirscharen. |