Ezra 1:4 | En al wie achterblijven zou in enige plaatsen, waar hij als vreemdeling verkeert, dien zullen de lieden zijner plaats bevorderlijk zijn met zilver, en met goud, en met have, en met beesten; benevens een vrijwillige gave, voor het huis Gods, Die te Jeruzalem [woont]. |
Ezra 8:17 | En ik gaf hun bevel aan Iddo, het hoofd in de plaats Chasifja; en ik legde de woorden in hun mond, om te zeggen tot Iddo, zijn broeder, [en] de Nethinim, in de plaats Chasifja, dat zij ons brachten dienaars voor het huis onzes Gods. |
Ezra 9:8 | En nu is er, als een klein ogenblik, een genade geschied van den HEERE, onzen God, om ons een ontkoming over te laten, en ons een nagel te geven in Zijn heilige plaats, om onze ogen te verlichten, o onze God, en om ons een weinig levens te geven in onze dienstbaarheid. |
Nehemia 1:9 | En gij zult u tot Mij bekeren, en Mijn geboden houden, en die doen; al waren uw verdrevenen aan het einde des hemels, Ik zal hen vandaar verzamelen, en zal ze brengen tot de plaats, die Ik verkoren heb, om Mijn Naam aldaar te doen wonen. |
Nehemia 2:14 | En ik ging voort naar de Fonteinpoort, en naar des konings vijver; doch daar was geen plaats voor het dier, om onder mij voort te gaan. |
Nehemia 4:12 | En het geschiedde, als de Joden die bij hen woonden, kwamen, dat zij het ons [wel] tienmaal zeiden, uit al de plaatsen, [door] dewelke gij tot ons wederkeert. |
Nehemia 4:13 | Daarom zette ik in de benedenste plaatsen achter den muur, [en] op de hoogten, en ik zette het volk naar de geslachten, met hun zwaarden, hun spiesen en hun bogen. |
Nehemia 4:20 | Ter plaatse, waar gij het geluid der bazuin zult horen, daarheen zult gij u tot ons verzamelen; onze God zal voor ons strijden. |
Nehemia 12:27 | In de inwijding nu van Jeruzalems muur, zochten zij de Levieten uit al hun plaatsen, dat zij hen te Jeruzalem brachten, om de inwijding te doen met vreugde, en met dankzeggingen, en met gezang, cimbalen, luiten, en met harpen. |
Esther 4:3 | En in alle en een ieder landschap en plaats, waar het woord des konings en zijn wet aankwam, was een grote rouw onder de Joden, met vasten, en geween, en misbaar; vele lagen in zakken en as. |
Esther 4:14 | Want indien gij enigszins zwijgen zult te dezer tijd, zo zal den Joden verkwikking en verlossing uit een andere plaats ontstaan; maar gij en uws vaders huis zult omkomen; en wie weet, of gij [niet] om zulken tijd als deze is, tot dit koninkrijk geraakt zijt. |
Esther 8:17 | Ook in alle en een ieder landschap, en in alle en een iedere stad, ter plaatse, waar des konings woord en zijn wet aankwam, daar was bij de Joden blijdschap en vreugde, maaltijden en vrolijke dagen; en velen uit de volken des lands werden Joden, want de vreze der Joden was op hen gevallen. |
Job 2:11 | Als nu de drie vrienden van Job gehoord hadden al dit kwaad, dat over hem gekomen was, kwamen zij, ieder uit zijn plaats, Elifaz, de Themaniet, en Bildad, de Suhiet, en Zofar, de Naamathiet; en zij waren het eens geworden, dat zij kwamen om hem te beklagen, en om hem te vertroosten. |
Job 6:17 | Ten tijde, als zij van hitte vervlieten, worden zij uitgedelgd; als zij warm worden, verdwijnen zij uit haar plaats. |
Job 7:10 | Hij zal niet meer wederkeren tot zijn huis, en zijn plaats zal hem niet meer kennen. |
Job 8:18 | [Maar] als [God] hem verslindt uit zijn plaats, zo zal zij hem loochenen, [zeggende]: Ik heb u niet gezien. |
Job 9:6 | Die de aarde beweegt uit haar plaats, dat haar pilaren schudden; |
Job 14:18 | En voorwaar, een berg vallende vergaat, en een rots wordt versteld uit haar plaats; |
Job 16:18 | O, aarde! bedek mijn bloed niet; en voor mijn geroep zij geen plaats. |
Job 18:4 | O gij, die zijn ziel verscheurt door zijn toorn! Zal om uwentwil de aarde verlaten worden, en zal een rots versteld worden uit haar plaats? |