H5375 נָשָׂא
(bare, carry, bare, take, etc...) up, lift, bear

Bijbelteksten

Psalm 143:8Doe mij Uw goedertierenheid in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; maak mij bekend den weg, dien ik te gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op.
Spreuken 6:35Hij zal geen verzoening aannemen; en hij zal niet bewilligen, ofschoon gij het geschenk vergroot.
Spreuken 9:12Indien gij wijs zijt, gij zijt wijs voor uzelven; en zijt gij een spotter, gij zult het alleen dragen.
Spreuken 18:5Het is niet goed, het aangezicht des goddelozen aan te nemen, om den rechtvaardige in het gericht te buigen.
Spreuken 18:14De geest eens mans zal zijn krankheid ondersteunen; maar een verslagen geest, wie zal dien opheffen?
Spreuken 19:18Tuchtig uw zoon, als er nog hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden.
Spreuken 19:19Die groot is van grimmigheid, zal straf dragen; want zo gij [hem] uitredt, zo zult gij nog moeten voortvaren.
Spreuken 30:13Een geslacht, welks ogen hoog zijn, en welks oogleden verheven zijn;
Spreuken 30:21Om drie dingen ontroert zich de aarde, ja, om vier, [die] zij niet dragen kan:
Spreuken 30:32Zo gij dwaselijk gehandeld hebt, met u te verheffen, en zo gij kwaad bedacht hebt, de hand op den mond!
Prediker 5:14Gelijk als hij voortgekomen is uit zijner moeders buik, [alzo] zal hij naakt wederkeren, gaande gelijk hij gekomen was; en hij zal niet medenemen van zijn arbeid, dat hij met zijn hand zou wegdragen.
Prediker 5:18Ook een iegelijk mens, aan denwelken God rijkdom en goederen gegeven heeft, en Hij geeft hem de macht, om daarvan te eten, en om zijn deel te nemen, en om zich te verheugen van zijn arbeid, datzelve is een gave van God.
Hooglied 5:7De wachters, die in de stad omgingen, vonden mij, zij sloegen mij, zij verwondden mij; de wachters op de muren namen mijn sluier van mij.
Jesaja 1:14Uw nieuwe maanden en uw gezette hoogtijden haat Mijn ziel, zij zijn Mij tot een last; Ik ben moede geworden, [die] te dragen.
Jesaja 2:2En het zal geschieden in het laatste der dagen, dat de berg van het huis des HEEREN zal vastgesteld zijn op den top der bergen, en dat hij zal verheven worden boven de heuvelen, en tot denzelven zullen alle heidenen toevloeien.
Jesaja 2:4En Hij zal rechten onder de heidenen, en bestraffen vele volken; en zij zullen hun zwaarden slaan tot spaden, en hun spiesen tot sikkelen; het [ene] volk zal tegen het [andere] volk geen zwaard opheffen, en zij zullen geen oorlog meer leren.
Jesaja 2:9Daar bukt zich de gemene man, en de aanzienlijke man vernedert zich; daarom zult Gij het hun niet vergeven.
Jesaja 2:12Want de dag des HEEREN der heirscharen zal zijn tegen allen hovaardige en hoge, en tegen allen verhevene, opdat hij vernederd worde;
Jesaja 2:13En tegen alle hoge en verhevene cederen van Libanon, en tegen alle eiken van Basan;
Jesaja 2:14En tegen alle hoge bergen, en tegen alle verhevene heuvelen;

Mede mogelijk dankzij

KlussenKlussen