H5375 נָשָׂא
(bare, carry, bare, take, etc...) up, lift, bear

Bijbelteksten

Jesaja 3:3Den overste van vijftig, en den aanzienlijke, en den raadsman, en den wijze onder de werkmeesters, en dien, die kloek ter tale is.
Jesaja 3:7[Zo] zal hij in dien dag [zijn hand] opheffen, zeggende: Ik kan geen heelmeester wezen; er is ook geen brood en geen kleed in mijn huis; zet mij niet tot een overste des volks.
Jesaja 5:26Want Hij zal een banier opwerpen onder de heidenen van verre, en Hij zal hen [herwaarts] sissen van het einde der aarde; en ziet, haastelijk, snellijk zullen zij aankomen.
Jesaja 6:1In het jaar, toen de koning Uzzia stierf, zo zag ik den Heere, zittende op een hogen en verheven troon, en Zijn zomen vervullende den tempel.
Jesaja 8:4Want eer dat knechtje zal kunnen roepen: Mijn vader! of, mijn moeder! zal men den rijkdom van Damaskus, en den buit van Samaria dragen voor het aangezicht van den koning van Assur.
Jesaja 9:14(De oude en aanzienlijke, die is de kop; maar de profeet, die valsheid leert, die is de staart.)
Jesaja 10:24Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor Assur, als hij u met de roede zal slaan, en hij zijn staf tegen u zal opheffen, naar de wijze der Egyptenaren;
Jesaja 10:26Want de HEERE der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken, gelijk de slachting van Midian was aan de rots van Oreb; en [gelijk] Zijn staf over de zee was, denwelken Hij verheffen zal, naar de wijze der Egyptenaren.
Jesaja 11:12En Hij zal een banier oprichten onder de heidenen, en Hij zal de verdrevenen van Israel verzamelen, en de verstrooiden uit Juda vergaderen, van de vier einden des aardrijks.
Jesaja 13:2Heft op een banier, op een hogen berg; verheft een stem tot hen; beweegt de hand omhoog, dat zij intrekken door de deuren der prinsen.
Jesaja 14:4Dan zult gij deze spreuk opnemen tegen den koning van Babel, en zeggen: Hoe houdt de drijver op? [Hoe] houdt de goudene op?
Jesaja 15:7Daarom zullen zij den overvloed, [dien] zij vergaderd hebben, en hetgeen zij weggelegd hebben, aan de beek der wilgen voeren.
Jesaja 18:3Allen gij ingezetenen der wereld, en gij inwoners der aarde! als men de banier zal oprichten [op] de bergen, zult gijlieden [het] zien, en als de bazuin zal blazen, zult gijlieden [het] horen.
Jesaja 22:6Want Elam heeft den pijlkoker genomen, de man is op den wagen, er zijn ruiters; en Kir ontbloot het schild.
Jesaja 24:14Die zullen hun stem opheffen, zij zullen vrolijk zingen; vanwege de heerlijkheid des HEEREN zullen zij juichen van de zee af.
Jesaja 30:6De last der beesten, van het zuiden, naar het land des angstes, en der benauwdheid, van waar de sterke leeuw en de oude leeuw is, de basilisk en de vurige vliegende draak; hun goederen zullen zij voeren op den rug der veulens, en hun schatten op de bulten der kemelen, tot het volk, [dat hun] geen nut doen zal.
Jesaja 30:25En er zullen op allen hogen berg, en op allen verhevenen heuvel beekjes [en] watervlieten zijn, in den dag der grote slachting, wanneer de torens vallen zullen.
Jesaja 33:10Nu zal Ik opstaan, zegt de HEERE, nu zal Ik verhoogd worden, nu zal Ik verheven worden.
Jesaja 33:24En geen inwoner zal zeggen: Ik ben ziek, [want] het volk, dat daarin woont, zal vergeving van ongerechtigheid hebben.
Jesaja 37:4Misschien zal de HEERE, uw God, horen de woorden van Rabsake, denwelken zijn heer, de koning van Assyrie, gezonden heeft, om den levenden God te honen, en te schelden met woorden, die de HEERE, uw God, gehoord heeft; hef dan een gebed op voor het overblijfsel, dat gevonden wordt.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech