H5674 עָבַר
...) over, went, (pass, ect...) through, pass

Bijbelteksten

Job 7:21En waarom vergeeft Gij niet mijn overtreding, en doet mijn ongerechtigheid niet weg? Want nu zal ik in het stof liggen; en Gij zult mij vroeg zoeken, maar ik zal niet zijn.
Job 9:11Zie, Hij zal voor mij henengaan, en ik zal Hem niet zien; en Hij zal voorbijgaan, en ik zal Hem niet merken.
Job 11:16Want gij zult de moeite vergeten, [en harer] gedenken als der wateren, die voorbijgegaan zijn.
Job 13:13Houdt stil van mij, opdat ik spreke, en er ga over mij, wat het zij.
Job 14:5Dewijl zijn dagen bestemd zijn, het getal zijner maanden bij U is, [en] Gij zijn bepalingen gemaakt hebt, die hij niet overgaan zal;
Job 15:19Denwelken alleen het land gegeven was, en door welker midden niemand vreemds doorging.
Job 17:11Mijn dagen zijn voorbijgegaan; uitgerukt zijn mijn gedachten, de bezittingen mijns harten.
Job 19:8Hij heeft mijn weg toegemuurd, dat ik niet doorgaan kan, en over mijn paden heeft Hij duisternis gesteld.
Job 21:10Zijn stier bespringt, en mist niet; zijn koe kalft, en misdraagt niet.
Job 21:29Hebt gijlieden niet gevraagd de voorbijgaanden op den weg, en kent gij hun tekenen niet?
Job 30:15Men is [met] verschrikkingen tegen mij gekeerd; elk een vervolgt als een wind mijn edele [ziel], en mijn heil is als een wolk voorbijgegaan.
Job 33:18Dat Hij zijn ziel van het verderf afhoude; en zijn leven, dat het door het zwaard niet doorga.
Job 33:28[Maar God] heeft mijn ziel verlost, dat zij niet voere in het verderf, zodat mijn leven het licht aanziet.
Job 34:20In een ogenblik sterven zij; zelfs ter middernacht wordt een volk geschud, dat het doorga; en de machtige wordt weggenomen zonder hand.
Job 36:12Maar zo zij niet horen, zo gaan zij door het zwaard door, en zij geven den geest zonder kennis.
Job 37:21En nu ziet men het licht niet [als het] helder is in den hemel, als de wind doorgaat, en dien zuivert;
Psalm 8:9Het gevogelte des hemels, en de vissen der zee; hetgeen de paden der zeeen doorwandelt.
Psalm 17:3Gij hebt mijn hart geproefd, des nachts bezocht, Gij hebt mij getoetst. Gij vindt niets; [hetgeen] ik gedacht heb, overtreedt mijn mond niet.
Psalm 18:13Van den glans, die voor Hem was, dreven Zijn wolken daarhenen, hagel en vurige kolen.
Psalm 37:36Maar hij ging door, en zie, hij was er niet [meer]; en ik zocht hem, maar hij werd niet gevonden.

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel