Nehemia 9:13 | En Gij zijt neergedaald op den berg Sinai, en hebt met hen gesproken uit den hemel; en Gij hebt hun gegeven rechtmatige rechten, en getrouwe wetten, goede inzettingen en geboden. |
Nehemia 9:15 | En Gij hebt hun brood uit den hemel gegeven voor hun honger, en hun water uit de steenrots voortgebracht voor hun dorst; en Gij hebt tot hen gezegd, dat zij zouden ingaan om te erven het land, waarover Gij Uw hand ophieft, dat Gij het hun zoudt geven. |
Nehemia 9:23 | Gij hebt ook hun kinderen vermenigvuldigd, als de sterren des hemels; en Gij hebt hen gebracht in het land, waarvan Gij tot hun vaderen hadt gezegd, dat zij zouden ingaan om het erfelijk te bezitten. |
Nehemia 9:27 | Daarom hebt Gij hen gegeven in de hand hunner benauwers, die hen benauwd hebben; maar als zij in den tijd hunner benauwdheid tot U riepen, hebt Gij van den hemel gehoord, en hun naar Uw grote barmhartigheden verlossers gegeven, die hen uit de hand hunner benauwers verlosten. |
Nehemia 9:28 | Maar als zij rust hadden, keerden zij weder om kwaad te doen voor Uw aangezicht; zo verliet Gij hen in de hand hunner vijanden, dat zij over hen heersten; als zij zich dan bekeerden, en U aanriepen, zo hebt Gij hen van den hemel gehoord, en hebt hen naar Uw barmhartigheden tot vele tijden uitgerukt. |
Job 1:16 | Als deze nog sprak, zo kwam een ander, en zeide: Het vuur Gods viel uit den hemel, en ontstak onder de schapen en onder de jongeren, en verteerde ze; en ik ben maar alleen ontkomen, om het u aan te zeggen. |
Job 2:12 | En toen zij hun ogen van verre ophieven, kenden zij hem niet, en hieven hun stem op, en weenden; daartoe scheurden zij een ieder zijn mantel, en strooiden stof op hun hoofden naar den hemel. |
Job 9:8 | Die alleen de hemelen uitbreidt, en treedt op de hoogten der zee; |
Job 11:8 | [Zij is als] de hoogten der hemelen, wat kunt gij doen? Dieper dan de hel, wat kunt gij weten? |
Job 12:7 | En waarlijk, vraag toch de beesten, en elkeen van die zal het u leren; en het gevogelte des hemels, dat zal het u te kennen geven. |
Job 14:12 | Alzo ligt de mens neder, en staat niet op; totdat de hemelen niet meer zijn, zullen zij niet opwaken, noch uit hun slaap opgewekt worden. |
Job 15:15 | Zie, op Zijn heiligen zou Hij niet vertrouwen, en de hemelen zijn niet zuiver in Zijn ogen. |
Job 16:19 | Ook nu, zie, in den hemel is mijn Getuige, en mijn Getuige in de hoogten. |
Job 20:6 | Wanneer zijn hoogheid tot den hemel toe opklomme, en zijn hoofd tot aan de wolken raakte; |
Job 20:27 | De hemel zal zijn ongerechtigheid openbaren, en de aarde zal zich tegen hem opmaken. |
Job 22:12 | Is niet God [in] de hoogte der hemelen? Zie toch het opperste der sterren aan, dat zij verheven zijn. |
Job 22:14 | De wolken zijn Hem een verberging, dat Hij niet ziet; en Hij bewandelt den omgang der hemelen. |
Job 26:11 | De pilaren des hemels sidderen, en ontzetten zich voor Zijn schelden. |
Job 26:13 | Door Zijn Geest heeft Hij de hemelen versierd; Zijn hand heeft de langwemelende slang geschapen. |
Job 28:21 | Want zij is verholen voor de ogen aller levenden, en voor het gevogelte des hemels is zij verborgen. |