Psalm 33:13 | De HEERE schouwt uit den hemel, en ziet alle mensenkinderen. |
Psalm 36:6 | O HEERE! Uw goedertierenheid is [tot] in de hemelen; Uw waarheid tot de bovenste wolken toe. |
Psalm 50:4 | Hij zal roepen tot den hemel van boven, en tot de aarde, om Zijn volk te richten. |
Psalm 50:6 | En de hemelen verkondigen Zijn gerechtigheid; want God Zelf is Rechter. Sela. |
Psalm 53:3 | God heeft van den hemel nedergezien op de mensenkinderen, om te zien, of iemand verstandig ware, die God zocht. |
Psalm 57:4 | Hij zal van den hemel zenden, en mij verlossen, te schande makende dengene, die mij zoekt op te slokken. Sela. God zal Zijn goedertierenheid en Zijn waarheid zenden. |
Psalm 57:6 | Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. |
Psalm 57:11 | Want Uw goedertierenheid is groot tot aan de hemelen, en Uw waarheid tot aan de bovenste wolken. |
Psalm 57:12 | Verhef U boven de hemelen, o God! Uw eer zij over de ganse aarde. |
Psalm 68:9 | Daverde de aarde, ook dropen de hemelen voor Gods aanschijn; [zelfs] deze Sinai, voor het aanschijn Gods, des Gods van Israel. |
Psalm 68:34 | Dien, Die daar rijdt in den hemel der hemelen, Die van ouds is; ziet, Hij geeft Zijn stem, een stem der sterkte. |
Psalm 69:35 | Dat Hem prijzen de hemel en de aarde, de zeeen, en al wat daarin wriemelt. |
Psalm 73:9 | Zij zetten hun mond tegen den hemel, en hun tong wandelt op de aarde. |
Psalm 73:25 | Wien heb ik [nevens U] in den hemel? Nevens U lust mij ook niets op de aarde! |
Psalm 76:9 | Gij deedt een oordeel horen uit den hemel; de aarde vreesde en werd stil, |
Psalm 78:23 | Daar Hij den wolken van boven gebood, en de deuren des hemels opende; |
Psalm 78:24 | En regende op hen het Man om te eten, en gaf hun hemels koren. |
Psalm 78:26 | Hij dreef den oostenwind voort in den hemel, en voerde den zuidenwind aan door Zijn sterkte; |
Psalm 79:2 | Zij hebben de dode lichamen Uwer knechten aan het gevogelte des hemels tot spijs gegeven; het vlees Uwer gunstgenoten aan het gedierte des lands. |
Psalm 80:15 | O God der heirscharen! keer toch weder; aanschouw uit den hemel, en zie, en bezoek dezen wijnstok, |