Kleding

Bijbelteksten

Mattheus 11:8Maar wat zijt gij uitgegaan te zien? Een mens, met zachte klederen bekleed? Ziet, die zachte [klederen] dragen, zijn in der koningen huizen.
Mattheus 17:2En Hij werd voor hen veranderd van gedaante; en Zijn aangezicht blonk gelijk de zon, en Zijn klederen werden wit gelijk het licht.
Mattheus 21:7Brachten de ezelin en het veulen, en legden hun klederen op dezelve, en zetten [Hem] daarop.
Mattheus 21:8En de meeste schare spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen takken van de bomen, en spreidden ze op den weg.
Mattheus 23:5En al hun werken doen zij, om van de mensen gezien te worden; want zij maken hun gedenkcedels breed, en maken de zomen van hun klederen groot.
Mattheus 24:18En die op den akker is, kere niet weder terug, om zijn klederen weg te nemen.
Mattheus 25:36[Ik was] naakt, en gij hebt Mij gekleed; Ik ben krank geweest, en gij hebt Mij bezocht; Ik was in de gevangenis, en gij zijt tot Mij gekomen.
Mattheus 26:65Toen verscheurde de hogepriester zijn klederen, zeggende: Hij heeft [God] gelasterd, wat hebben wij nog getuigen van node? Ziet, nu hebt gij Zijn [gods]lastering gehoord.
Mattheus 27:31En toen zij Hem bespot hadden, deden zij Hem den mantel af, en deden Hem Zijn klederen aan, en leidden Hem heen om te kruisigen.
Mattheus 27:35Toen zij nu Hem gekruisigd hadden, verdeelden zij Zijn klederen, het lot werpende; opdat vervuld zou worden, hetgeen gezegd is door den profeet: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, en hebben het lot over Mijn kleding geworpen.
Mattheus 28:3En zijn gedaante was gelijk een bliksem, en zijn kleding wit gelijk sneeuw.
Markus 5:28Want zij zeide: Indien ik maar Zijn klederen mag aanraken, zal ik gezond worden.
Markus 5:30En terstond Jezus, bekennende in Zichzelven de kracht, die van Hem uitgegaan was, keerde Zich om in de schare, en zeide: Wie heeft Mijn klederen aangeraakt?
Markus 6:9Maar dat zij schoenzolen zouden aanbinden, en met geen twee rokken gekleed zijn.
Markus 9:3En Zijn klederen werden blinkende, zeer wit als sneeuw, hoedanige geen voller op aarde [zo] wit maken kan.
Markus 11:7En zij brachten het veulen tot Jezus, en wierpen hun klederen daarop; en Hij zat op hetzelve.
Markus 11:8En velen spreidden hun klederen op den weg, en anderen hieuwen meien van de bomen, en spreidden ze op den weg.
Markus 12:38En Hij zeide tot hen in Zijn leer: Wacht u voor de schriftgeleerden, die daar gaarne willen wandelen in lange klederen, en gegroet zijn op de markten;
Markus 14:51En een zeker jongeling volgde Hem, hebbende een lijnwaad omgedaan over het naakte [lijf], en de jongelingen grepen hem.
Markus 14:52En hij, het lijnwaad verlatende, is naakt van hen gevloden.

StudieboekenStudieboeken