Johannes 19:24 | Zij dan zeiden tot elkander: Laat ons dien niet scheuren, maar laat ons daarover loten, wiens [die] zijn zal; opdat de Schrift vervuld worde, die zegt: Zij hebben Mijn klederen onder zich verdeeld, en over Mijn kleding hebben zij het lot geworpen. Dit hebben dan de krijgsknechten gedaan. |
Johannes 20:12 | En zag twee engelen in witte [klederen] zitten, een aan het hoofd, en een aan de voeten, waar het lichaam van Jezus gelegen had. |
Johannes 21:7 | De discipel dan, welken Jezus liefhad, zeide tot Petrus: Het is de Heere! Simon Petrus dan, horende, dat het de Heere was, omgordde het opperkleed (want hij was naakt), en wierp zichzelven in de zee. |
Handelingen 1:10 | En alzo zij hun ogen naar den hemel hielden, terwijl Hij heenvoer, ziet, twee mannen stonden bij hen in witte kleding; |
Handelingen 7:58 | En wierpen hem ter stad uit, en stenigden [hem]; en de getuigen legden hun klederen af aan de voeten eens jongelings, genaamd Saulus. |
Handelingen 9:39 | En Petrus stond op, en ging met hen; welken zij, als hij daar gekomen was, in de opperzaal leidden. En al de weduwen stonden bij hem, wenende, en tonende de rokken en klederen, die Dorkas gemaakt had, als zij bij haar was. |
Handelingen 14:14 | Maar de apostelen, Barnabas en Paulus, [dat] horende, scheurden hun klederen, en sprongen onder de schare, roepende, |
Handelingen 16:22 | En de schare stond gezamenlijk tegen hen op; en de hoofdmannen, hun de klederen afgescheurd hebbende, bevalen hen te geselen. |
Handelingen 18:6 | Maar als zij wederstonden en lasterden, schudde hij [zijn] klederen af, en zeide tot hen: Uw bloed [zij] op uw hoofd; ik ben rein; [en] van nu voortaan zal ik tot de heidenen heengaan. |
Handelingen 20:33 | Ik heb niemands zilver, of goud, of kleding begeerd. |
Handelingen 22:20 | En toen het bloed van Stefanus, Uw getuige, vergoten werd, [dat] ik daar ook bij stond, en mede een welbehagen had in zijn dood, en de klederen bewaarde dergenen, die hem doodden. |
Handelingen 22:23 | En als zij riepen, en de klederen van zich smeten, en stof in de lucht wierpen, |
1 Timotheus 2:9 | Desgelijks ook, dat de vrouwen, in een eerbaar gewaad, met schaamte en matigheid zichzelven versieren, niet in vlechtingen [des haars], of goud, of paarlen, of kostelijke kleding; |
Jakobus 2:2 | Want zo in uw vergadering kwam een man met een gouden ring aan den vinger, in een sierlijke kleding, en er kwam ook een arm man in met een slechte kleding; |
Jakobus 2:3 | En gij zoudt aanzien dengene, die de sierlijke kleding draagt, en tot hem zeggen: Zit gij hier op een eerlijke plaats; en zoudt zeggen tot den arme: Sta gij daar; of: Zit hier onder mijn voetbank; |
Jakobus 5:2 | Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden; |
1 Petrus 3:3 | Welker versiersel zij, niet hetgeen uiterlijk is, [bestaande] in het vlechten des haars, en omhangen van goud, of van klederen aan te trekken; |
Judas 1:23 | Maar behoudt anderen door vreze, en grijpt ze uit het vuur; en haat ook den rok, die van het vlees bevlekt is. |
Openbaring 3:4 | Doch gij hebt [enige] weinige namen ook te Sardis, die hun klederen niet bevlekt hebben, en zij zullen met Mij wandelen in witte [klederen], overmits zij het waardig zijn. |
Openbaring 3:5 | Die overwint, die zal bekleed worden met witte klederen; en Ik zal zijn naam geenszins uitdoen uit het boek des levens, en Ik zal zijn naam belijden voor Mijn Vader en voor Zijn engelen. |