Handelingen 17:29 | Wij dan, zijnde Gods geslacht, moeten niet menen, dat de Godheid goud, of zilver, of steen gelijk zij, welke door mensenkunst en bedenking gesneden zijn. |
Handelingen 20:33 | Ik heb niemands zilver, of goud, of kleding begeerd. |
1 Corinthiers 3:12 | En indien iemand op dit fondament bouwt goud, zilver, kostelijke stenen, hout, hooi, stoppelen; |
2 Timotheus 2:20 | Doch in een groot huis zijn niet alleen gouden en zilveren vaten, maar ook houten en aarden [vaten]; en sommige ter ere, maar sommige ter onere. |
Jakobus 5:3 | Uw goud en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen. |
1 Petrus 1:18 | Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die [u] van de vaderen overgeleverd [is]; |
Openbaring 9:20 | En de overige mensen, die niet gedood zijn door deze plagen, hebben zich niet bekeerd van de werken hunner handen, dat zij niet zouden aanbidden de duivelen; en de gouden, en zilveren, en koperen, en stenen, en houten afgoden, die noch zien kunnen, noch horen, noch wandelen; |
Openbaring 18:12 | Waren van goud, en van zilver, en van kostelijk gesteente, en van paarlen, en van fijn lijnwaad, en van purper, en van zijde, en van scharlaken; en allerlei welriekend hout, en allerlei ivoren vaten, en allerlei vaten van het kostelijkste hout, en van koper, en van ijzer, en van marmersteen; |