Pad, Straat, Weg

Bijbelteksten

2 Koningen 6:19Toen zeide Elisa tot hen: Dit is de weg niet, en dit is de stad niet; volgt mij na, en ik zal u leiden tot den man, dien gij zoekt; en hij leidde hen naar Samaria.
2 Koningen 8:18En hij wandelde op den weg der koningen van Israel, gelijk als het huis van Achab deed; want de dochter van Achab was hem ter vrouw geworden; en hij deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN.
2 Koningen 8:27En hij wandelde in den weg van het huis van Achab, en deed dat kwaad was in de ogen des HEEREN, gelijk het huis van Achab; want hij was een schoonzoon van het huis van Achab.
2 Koningen 9:27Als Ahazia, de koning van Juda, dat zag, zo vlood hij door den weg van het huis des hofs; doch Jehu vervolgde hem achterna, en zeide: Slaat hem ook op den wagen, aan den opgang naar Gur, die bij Jibleam is; en hij vlood naar Megiddo, en stierf aldaar.
2 Koningen 10:12En hij maakte zich op, en toog heen en ging naar Samaria; en zijnde te Beth-heked der herderen, op den weg,
2 Koningen 11:16En zij legden de handen aan haar; en zij ging den weg van den ingang der paarden naar het huis des konings, en zij werd daar gedood.
2 Koningen 11:19En hij nam de oversten van honderd, en de hoofdmannen, en de trawanten, en al het volk des lands; en zij brachten den koning af uit het huis des HEEREN, en kwamen door den weg van de poort der trawanten tot het huis des konings, en hij zat op den troon der koningen.
2 Koningen 16:3Want hij wandelde in den weg der koningen van Israel; ja, hij deed ook zijn zoon door het vuur gaan, naar de gruwelen der heidenen, die de HEERE voor de kinderen Israels verdreven had.
2 Koningen 17:13Als nu de HEERE tegen Israel en tegen Juda, door den dienst van alle profeten, van alle zieners, betuigd had, zeggende: Bekeert u van uw boze wegen en houdt Mijn geboden, [en] Mijn inzettingen, naar al de wet, die Ik uw vaderen geboden heb, en die Ik tot u door de hand van Mijn knechten, de profeten, gezonden heb;
2 Koningen 19:33Door den weg, dien hij gekomen is, door dien zal hij wederkeren; maar in deze stad zal hij niet komen, zegt de HEERE.
2 Koningen 21:21Want hij wandelde in al den weg, dien zijn vader gewandeld had, en hij diende de drekgoden, die zijn vader gediend had, en hij boog zich voor die neder.
2 Koningen 21:22Zo verliet hij den HEERE, den God zijner vaderen, en hij wandelde niet in den weg des HEEREN.
2 Koningen 22:2En hij deed dat recht was in de ogen des HEEREN; en hij wandelde in al den weg van zijn vader David, en week niet af ter rechter- noch ter linkerhand.
2 Koningen 25:4Toen werd de stad doorgebroken, en al de krijgslieden [vloden] des nachts door den weg der poort, tussen de twee muren, die aan des konings hof waren (de Chaldeen nu waren tegen de stad rondom), en [de koning] trok [door] den weg des vlakken velds.
2 Kronieken 6:27Hoor Gij dan in den hemel, en vergeef de zonden Uwer knechten en van Uw volk Israel, als Gij hun zult geleerd hebben den goeden weg, in denwelken zij wandelen zullen; en geef regen op Uw land, dat Gij Uw volk tot een erfenis gegeven hebt.
2 Kronieken 6:30Hoor Gij dan uit den hemel, de vaste plaats Uwer woning, en vergeef, en geef een iegelijk naar al zijn wegen, gelijk Gij zijn hart kent; want Gij alleen kent het hart van de kinderen der mensen.
2 Kronieken 6:31Opdat zij U vrezen, om te wandelen in Uw wegen, al de dagen, die zij leven zullen op het land, dat Gij onzen vaderen gegeven hebt.
2 Kronieken 6:34Wanneer Uw volk in den krijg tegen zijn vijanden uittrekken zal door den weg, dien Gij hen heenzenden zult, en zullen tot U bidden naar den weg dezer stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, hetwelk ik Uw Naam gebouwd heb;
2 Kronieken 6:38En zij zich tot U bekeren, met hun ganse hart en met hun ganse ziel, in het land hunner gevangenis, waar zij hen gevankelijk weggevoerd hebben, en bidden zullen naar den weg huns lands, dat Gij hun vaderen gegeven hebt, en naar deze stad, die Gij verkoren hebt, en naar dit huis, dat ik Uw Naam gebouwd heb;
2 Kronieken 7:14En Mijn volk, over dewelken Mijn Naam genoemd wordt, zich verootmoedigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zich bekeren van hun boze wegen; zo zal Ik uit den hemel horen, en hun zonden vergeven, en hun land genezen.

KlussenKlussen