‹ Petitie voor behoud Statenvertaling bij scholengemeenschap Driestar-WartburgDe vernietiging van Ashera’s ›
Dankgebed van David
Gepubliceerd op 24-09-2023

Een tijdje geleden werkten we mee aan een artikel waarin werd afgevraagd wat is nu de “juiste” grondtekst van de Bijbel en welke naar aanleiding van een petitie werd geschreven waarin men terug wil naar de Staten Vertaling van 1637. In dat artikel werd uitgelegd dat kopiisten soms fouten maakten bij het overschrijven.

Nu hebben de meeste lezers geen toegang tot die oude manuscripten, naast dat ze (vaak) ook niet de grondtalen kennen. Nu wil het geval dat ook in de Bijbel er soms gedeelten zijn die in meerdere Bijbelboeken voorkomen. Een mooi voorbeeld hiervan is het “Dankgebed van David” welke we zowel in 2 Samuel 7 als in 1 Kronieken 17 vinden.

Soms wordt gezegd dat de twee boeken Samuel zijn geschreven door de profeet Samuel, terwijl van Kronieken wordt gezegd dat die door Ezra of een van zijn collegae is geschreven toen ze terugkwamen uit de ballingschap. Zonder even in te gaan op wie nu deze twee boeken hebben geschreven, is het duidelijk dat Samuel een stuk ouder is dan Kronieken. Het is dan ook interessant om zo’n gedeelte te bestuderen. Want als deze personen die terug willen naar de SV 1637 gelijk hebben dat er in de loop der eeuwen geen fouten zijn gekomen in Gods Woord, dan zouden deze twee Bijbelgedeelten 100% gelijk aan elkaar moeten zijn. Echter we zien dat er terdege verschillen zijn in de Staten Vertaling (de belangrijkste verschillen zijn in rood gearceerd):

2 Samuel 7 1 Kronieken 17
18 Toen ging de koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, Heere HEERE, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt? 16 Toen kwam de koning David in, en bleef voor het aangezicht des HEEREN, en hij zeide: Wie ben ik, HEERE God, en wat is mijn huis, dat Gij mij tot hiertoe gebracht hebt?
19 Daartoe is dit in Uw ogen nog klein geweest, Heere HEERE, maar Gij hebt ook over het huis Uws knechts gesproken tot van verre heen; en dit [naar] de wet der mensen, Heere HEERE! 17 En dit is klein in Uw ogen geweest, o God! daarom hebt Gij van het huis Uws knechts tot van verre heen gesproken, en Gij hebt mij naar menselijke wijze voorzien met deze verhoging, o HEERE God!
20 En wat zal David nog meer tot U spreken? Want Gij kent Uw knecht, Heere HEERE! 18 Wat zal David meer bij U daartoe voegen, vanwege de eer aan Uw knecht? Doch Gij kent Uw knecht wel.
21 Om Uws woords wil, en naar Uw hart hebt Gij al deze grote dingen gedaan, om aan Uw knecht bekend te maken. 19 HEERE, om Uws knechts wil, en naar Uw hart, hebt Gij al dezen grote dingen gedaan, om al deze grote dingen bekend te maken.
22 Daarom zijt Gij groot, HEERE God! Want er is niemand gelijk Gij, en er is geen God dan alleen Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben. 20 HEERE, er is niemand gelijk Gij, en er is geen God behalve Gij, naar alles, wat wij met onze oren gehoord hebben.
23 En wie is, gelijk Uw volk, gelijk Israël, een enig volk op aarde, hetwelk God is heengegaan Zich tot een volk te verlossen, en om Zich een Naam te zetten, en om voor ulieden deze grote en verschrikkelijke dingen te doen aan Uw land, voor het aangezicht Uws volks, dat Gij U uit Egypte verlost hebt, de heidenen en hun goden [verdrijvende]. 21 En wie is als Uw volk Israël, een enig volk op de aarde, hetwelk God heengegaan is Zich tot een volk te verlossen, dat Gij U een Naam maaktet van grote en verschrikkelijke dingen, met de heidenen uit te stoten van het aangezicht Uws volks, hetwelk Gij uit Egypte verlost hebt?
24 En Gij hebt Uw volk Israël U bevestigd, U tot een volk, tot in eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot een God geworden. 22 En Gij hebt Uw volk Israël U ten volk gemaakt tot in der eeuwigheid; en Gij, HEERE, zijt hun tot een God geworden.
25 Nu dan, HEERE God, doe dit woord, dat Gij over Uw knecht en over zijn huis gesproken hebt, bestaan tot in eeuwigheid, en doe, gelijk als Gij gesproken hebt. 23 Nu dan, HEERE, het woord, dat Gij over Uw knecht gesproken hebt, en over zijn huis, dat worde waar tot in eeuwigheid; en doe, gelijk als Gij gesproken hebt.
26 En Uw Naam worde groot gemaakt tot in eeuwigheid, dat men zegge: De HEERE der heirscharen is God over Israël; en het huis van Uw knecht David zal bestendig zijn voor Uw aangezicht. 24 Ja, het worde waar, en Uw Naam worde groot gemaakt tot in eeuwigheid, dat men zegge: De HEERE der heirscharen, de God van Israël, is Israëls God; en het huis van David, Uw knecht, zij bestendig voor Uw aangezicht.
27 Want Gij, HEERE der heirscharen, Gij, God Israëls! Gij hebt [voor] het oor Uws knechts geopenbaard, zeggende: Ik zal u een huis bouwen; daarom heeft Uw knecht in zijn hart gevonden, dit gebed tot U te bidden. 25 Want Gij, mijn God, hebt voor het oor Uws knechts geopenbaard, dat Gij hem een huis bouwen zoudt; daarom heeft Uw knecht [in zijn hart] gevonden, om voor Uw aangezicht te bidden.
28 Nu dan, Heere HEERE! Gij zijt die God, en Uw woorden zullen waarheid zijn, en Gij hebt dit goede tot Uw knecht gesproken. 26 Nu dan, HEERE, Gij zijt die God; en Gij hebt dit goede over Uw knecht gesproken.
29 Zo believe het U nu, en zegen het huis van Uw knecht, dat het in eeuwigheid voor Uw aangezicht zij; want Gij, Heere HEERE, hebt [het] gesproken, en met Uw zegen zal het huis van Uw knecht gezegend worden in eeuwigheid. 27 Nu dan, het heeft U beliefd te zegenen het huis Uws knechts, dat het in eeuwigheid voor Uw aangezicht zij; want Gij, HEERE, hebt het gezegend, en het zal gezegend zijn in eeuwigheid.

Nu zouden we kunnen zeggen dat de Statenvertalers deze twee gedeelten anders vertaald hebben en wat in enkele kleine opzichten inderdaad zo is. Een voorbeeld hiervan is "Toen ging de koning David in" (2 Sam. 7:18) en "Toen kwam de koning David in" (1 Kron. 17:16) welke in de grondtekst exact hetzelfde is en de vertalers toch het iets anders hebben vertaald. We zouden tot de voorbarige conclusie kunnen komen dat de vertalers hier in een van de twee gevallen een eigen 'menselijke' verandering hebben doorgevoerd en dat daarmee het argument om terug te keren naar de Statenvertaling wordt ontkracht omdat nu blijkt dat de Statenvertalers ook wijzigingen hebben doorgevoerd. Natuurlijk doet deze kleine wijziging niets aan betekenis af, maar het laat zien hoe makkelijk er een verandering kan optreden.

Dit soort veranderingen vinden we ook in de Hebreeuwse grondtekst. Tekstcritici zullen dan ook deze twee teksten bestuderen op (de mogelijke) verschillen en deze vergelijken met alle manuscripten die ze van deze twee teksten ter beschikking hebben om zo het oorspronkelijke dankgebed van David te reconstrueren. Nu is dit redelijk lastig omdat van deze gedeelten alleen maar (relatief) late manuscripten zijn (nl. de Dode Zee-rollen en de Masoretische manuscripten) en welke van eeuwen later zijn dan toen de oorspronkelijke tekst werd geschreven. Toch zijn er enige aannames te maken en we zullen er tweetal behandelen.

Een veel voorkomende fout is het per ongeluk weglaten van een aantal woorden omdat een woord of een deel van de zin iets verderop opnieuw voorkomt (door tekstcritici een parablepsis genoemd). Een voorbeeld hiervan vinden we in 1 Kronieken 17:26 waar staat וַתְּדַבֵּר֙ wattǝdabbēr "en gesproken", terwijl in 2 Samuel 7:28 staat וּדְבָרֶ֖יךָ יִהְי֣וּ אֱמֶ֑ת וַתְּדַבֵּר֙ ûdǝbārêkā yihyû ʾĕmet wattǝdabbēr "en Uw woorden zullen waarheid zijn en gesproken". In het Hebreeuws lijken "woorden" en "gesproken" erg op elkaar en is deze fout in Kronieken duidelijk en mogen we hieruit opmaken dat de tekst in Samuel de oorspronkelijke was. Ditzelfde fenomeen zien we ook in אֱלֹהִ֖ים עַל־יִשְׂרָאֵ֑ל ʾĕlōhîm ʿal-yiśrāʾēl "is God over Israël" (2 Sam. 7:26) en אֱלֹהֵ֣י יִשְׂרָאֵ֔ל אֱלֹהִ֖ים לְיִשְׂרָאֵ֑ל ʾĕlōhê yiśrāʾēl ʾĕlōhîm lǝyiśrāʾēl "de God van Israël, is Israëls God" (1 Kron. 17:24) en waarbij het eerste gedeelte in Samuel is weggelaten en we mogen opmaken dat de tekst in Kronieken de correcte is.

Nu we hebben gezien dat er veranderingen aanwezig zijn, komt automatisch de vraag op hoe betrouwbaar is de Bijbel dan nog. Hoewel er in dit gedeelte veel wijzigingen te zien zijn (en daarom ook is uitgekozen), valt op dat als we naar de gehele Bijbel kijken dat er maar relatief weinig wijzigingen zijn. Dat een groot deel van deze wijzigingen ook te verklaren zijn en dat over het geheel genomen deze niet van invloed zijn op de betekenis van de Bijbeltekst. Dit komt vooral omdat al die kopiisten zeer nauwkeurig te werk gingen en nadat ze een gedeelte hadden overgeschreven (vaak) ook nog eens controleerden en als ze zagen dat ze een fout hadden gemaakt die corrigeerden. Sinds de Statenvertalers zijn er vele duizenden (fragmenten van) manuscripten gevonden en zijn door tekstcritici bestudeerd en op die manier vele fouten welke gemaakt zijn door kopiisten gevonden en hersteld. Het is dankzij dit onderzoek dat we mogen stellen dat de Bijbel door alle eeuwen heen zeer nauwkeurig is overgeschreven en dat gevonden fouten er (weer) uitgehaald zijn. Teruggaan naar een oudere tekst is dan ook bewust kiezen om ook terug te gaan naar de fouten die er toen instonden.


Tags: Statenvertaling 1637 beweging, Tekstkritiek
Gerelateerde onderwerpen: Statenvertaling 1637 beweging, Tekstkritiek

Commentaar

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!


Mede mogelijk dankzij

TuinTuin