SV | En David zeide tot den jongen, die hem de boodschap bracht: Hoe weet gij, dat Saul dood is, en zijn zoon Jonathan? |
WLC | וַיֹּ֣אמֶר דָּוִ֔ד אֶל־הַנַּ֖עַר הַמַּגִּ֣יד לֹ֑ו אֵ֣יךְ יָדַ֔עְתָּ כִּי־מֵ֥ת שָׁא֖וּל וִיהֹֽונָתָ֥ן בְּנֹֽו׃ |
Trans. | wayyō’mer dāwiḏ ’el-hanna‘ar hammagîḏ lwō ’êḵə yāḏa‘ətā kî-mēṯ šā’ûl wîhwōnāṯān bənwō: |
En David zeide tot den jongen, die hem de boodschap bracht: Hoe weet gij, dat Saul dood is, en zijn zoon Jonathan?
Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.
|
En David zeide tot den jongen, die hem de boodschap bracht: Hoe weet gij, dat Saul dood is, en zijn zoon Jonathan?
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!