Mattheus 20:5 | Wederom uitgegaan zijnde omtrent de zesde en negende ure, deed hij desgelijks. |
Mattheus 21:29 | Doch hij antwoordde en zeide: Ik wil niet; en daarna berouw hebbende, ging hij heen. |
Mattheus 21:30 | En gaande tot den tweeden, zeide desgelijks, en deze antwoordde en zeide: Ik [ga], heer! en hij ging niet. |
Mattheus 22:5 | Maar zij, [zulks] niet achtende, zijn heengegaan, deze tot zijn akker, gene tot zijn koopmanschap. |
Mattheus 22:22 | En zij, dit horende, verwonderden zich, en Hem verlatende, zijn zij weggegaan. |
Mattheus 25:10 | Als zij nu heengingen om te kopen, kwam de bruidegom; en die gereed [waren], gingen met hem in tot de bruiloft, en de deur werd gesloten. |
Mattheus 25:18 | Maar die het ene ontvangen had, ging heen en groef in de aarde, en verborg het geld zijns heren. |
Mattheus 25:25 | En bevreesd zijnde, ben ik heengegaan, en heb uw talent verborgen in de aarde; zie, gij hebt het uwe. |
Mattheus 25:46 | En dezen zullen gaan in de eeuwige pijn; maar de rechtvaardigen in het eeuwige leven. |
Mattheus 26:36 | Toen ging Jezus met hen in een plaats genaamd Gethsemane, en zeide tot de discipelen: Zit hier neder, totdat Ik heenga, en aldaar zal gebeden hebben. |
Mattheus 26:42 | Wederom ten tweeden male heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede! |
Mattheus 26:44 | En hen latende, ging Hij wederom heen, en bad ten derden male, zeggende dezelfde woorden. |
Mattheus 27:5 | En als hij de zilveren [penningen] in den tempel geworpen had, vertrok hij, en heengaande verworgde [zichzelven]. |
Mattheus 27:60 | En legde dat in zijn nieuw graf, hetwelk hij in een steenrots uitgehouwen had; en een grote steen [tegen] de deur des grafs gewenteld hebbende, ging hij weg. |
Mattheus 28:10 | Toen zeide Jezus tot haar: Vreest niet; gaat henen, boodschapt Mijn broederen, dat zij heengaan naar Galilea, en aldaar zullen zij Mij zien. |
Markus 1:20 | En terstond riep Hij hen; en zij, latende hun vader Zebedeus in het schip, met de huurlingen, zijn Hem nagevolgd. |
Markus 1:35 | En des morgens vroeg, als het nog diep in den nacht was, opgestaan zijnde, ging Hij uit, en ging henen in een woeste plaats, en bad aldaar. |
Markus 1:42 | En als Hij [dit] gezegd had, ging de melaatsheid terstond van hem, en hij werd gereinigd. |
Markus 3:13 | En Hij klom op den berg, en riep tot Zich, die Hij wilde; en zij kwamen tot Hem. |
Markus 5:17 | En zij begonnen Hem te bidden, dat Hij van hun landpalen wegging. |