Lukas 10:41 | En Jezus, antwoordende, zeide tot haar: Martha, Martha, gij bekommert en ontrust u over vele dingen; |
Lukas 11:7 | En dat die van binnen, antwoordende, zou zeggen: Doe mij geen moeite aan; de deur is nu gesloten, en mijn kinderen zijn met mij in de slaapkamer; ik kan niet opstaan, om u te geven. |
Lukas 11:45 | En een van de wetgeleerden, antwoordende, zeide tot Hem: Meester! als Gij deze dingen zegt, zo doet Gij ook ons smaadheid aan. |
Lukas 13:2 | En Jezus antwoordde, en zeide tot hen: Meent gij, dat deze Galileers zondaars zijn geweest boven al de Galileers, omdat zij zulks geleden hebben? |
Lukas 13:8 | En hij, antwoordende, zeide tot hem: Heere, laat hem ook [nog] dit jaar, totdat ik om hem gegraven en mest gelegd zal hebben; |
Lukas 13:14 | En de overste der synagoge, kwalijk nemende, dat Jezus op den sabbat genezen had, antwoordde en zeide tot de schare: Er zijn zes dagen, in welke men moet werken; komt dan in dezelve, en laat u genezen, en niet op den dag des sabbats. |
Lukas 13:15 | De Heere dan antwoordde hem en zeide: Gij geveinsde, maakt niet een iegelijk van u op den sabbat zijn os of ezel van de kribbe los, en leidt [hem] heen om te doen drinken? |
Lukas 13:25 | [Namelijk] nadat de Heer des huizes zal opgestaan zijn, en de deur zal gesloten hebben, en gij zult beginnen buiten te staan, en aan de deur te kloppen, zeggende: Heere, Heere, doe ons open! en Hij zal antwoorden en tot u zeggen: Ik ken u niet, van waar gij zijt. |
Lukas 14:3 | En Jezus, antwoordende, zeide tot de wetgeleerden en Farizeen, en sprak: Is het ook geoorloofd op den sabbat gezond te maken? |
Lukas 14:5 | En Hij, hun antwoordende, zeide: Wiens ezel of os van ulieden zal in een put vallen, en die hem niet terstond zal uittrekken op den dag des sabbats? |
Lukas 15:29 | Doch hij, antwoordende, zeide tot den vader: Zie, ik dien u [nu] zo vele jaren, en heb nooit uw gebod overtreden, en gij hebt mij nooit een bokje gegeven, opdat ik met mijn vrienden mocht vrolijk zijn. |
Lukas 17:17 | En Jezus, antwoordende, zeide: Zijn niet de tien gereinigd geworden, en waar zijn de negen? |
Lukas 17:20 | En gevraagd zijnde van de Farizeen, wanneer het Koninkrijk Gods komen zou, heeft Hij hun geantwoord en gezegd: Het Koninkrijk Gods komt niet met uiterlijk gelaat. |
Lukas 17:37 | En zij antwoordden en zeiden tot Hem: Waar, Heere? En Hij zeide tot hen: Waar het lichaam is, aldaar zullen de arenden vergaderd worden. |
Lukas 19:40 | En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Ik zeg ulieden, dat, zo deze zwijgen, de stenen haast roepen zullen. |
Lukas 20:3 | En Hij, antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord vragen, en zegt Mij: |
Lukas 20:7 | En zij antwoordden, dat zij niet wisten, vanwaar [die was]. |
Lukas 20:24 | Toont Mij een penning; wiens beeld en opschrift heeft hij? En zij, antwoordende, zeiden: Des keizers. |
Lukas 20:34 | En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: De kinderen dezer eeuw trouwen, en worden ten huwelijk uitgegeven; |
Lukas 20:39 | En sommigen der Schriftgeleerden, antwoordende, zeiden: Meester! Gij hebt wel gezegd. |