G611 ἀποκρίνομαι
antwoord geven

Bijbelteksten

Mattheus 16:17En Jezus, antwoordende, zeide tot hem: Zalig zijt gij, Simon, Bar-jona! want vlees en bloed heeft u [dat] niet geopenbaard, maar Mijn Vader, Die in de hemelen is.
Mattheus 17:4En Petrus, antwoordende, zeide tot Jezus: Heere! het is goed, dat wij hier zijn; zo Gij wilt, laat ons hier drie tabernakelen maken, voor U een, en voor Mozes een, en een voor Elias.
Mattheus 17:11Doch Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Elias zal wel eerst komen, en alles weder oprichten.
Mattheus 17:17En Jezus, antwoordende, zeide: O ongelovig en verkeerd geslacht, hoe lang zal Ik nog met ulieden zijn, hoe lang zal Ik u nog verdragen? Brengt hem Mij hier.
Mattheus 19:4Doch Hij, antwoordende, zeide tot hen: Hebt gij niet gelezen, Die van den beginne [den mens] gemaakt heeft, dat Hij ze gemaakt heeft man en vrouw?
Mattheus 19:27Toen antwoordde Petrus, en zeide tot Hem: Zie, wij hebben alles verlaten, en zijn U gevolgd, wat zal ons dan geworden?
Mattheus 20:13Doch hij, antwoordende, zeide tot een van hen: Vriend! ik doe u geen onrecht; zijt gij niet met mij eens geworden voor een penning?
Mattheus 20:22Maar Jezus antwoordde en zeide: Gijlieden weet niet wat gij begeert; kunt gij den drinkbeker drinken, dien Ik drinken zal, en met den doop gedoopt worden, waarmede Ik gedoopt worde? Zij zeiden tot Hem: Wij kunnen.
Mattheus 21:21Doch Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Voorwaar zeg Ik u: Indien gij geloof hadt, en niet twijfeldet, gij zoudt niet alleenlijk doen, hetgeen den vijgeboom [is geschied]; maar indien gij ook tot deze berg zeidet: Word opgeheven en in de zee geworpen! het zou geschieden.
Mattheus 21:24En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ik zal u ook een woord vragen, hetwelk indien gij Mij zult zeggen, zo zal Ik u ook zeggen door wat macht Ik deze dingen doe.
Mattheus 21:27En zij, Jezus antwoordende, zeiden: Wij weten het niet. En Hij zeide tot hen: Zo zeg Ik u ook niet, door wat macht Ik dit doe.
Mattheus 21:29Doch hij antwoordde en zeide: Ik wil niet; en daarna berouw hebbende, ging hij heen.
Mattheus 21:30En gaande tot den tweeden, zeide desgelijks, en deze antwoordde en zeide: Ik [ga], heer! en hij ging niet.
Mattheus 22:1En Jezus, antwoordende, sprak tot hen wederom door gelijkenissen, zeggende:
Mattheus 22:29Maar Jezus antwoordde en zeide tot hen: Gij dwaalt, niet wetende de Schriften, noch de kracht Gods.
Mattheus 22:46En niemand kon Hem een woord antwoorden, noch iemand durfde Hem van dien dag aan [iets] meer vragen.
Mattheus 24:4En Jezus, antwoordende, zeide tot hen: Ziet toe, dat u niemand verleide.
Mattheus 25:9Doch de wijzen antwoordden, zeggende: [Geenszins], opdat er misschien voor ons en voor u niet genoeg zij; maar gaat liever tot de verkopers, en koopt voor uzelven.
Mattheus 25:12En hij, antwoordende, zeide: Voorwaar zeg ik u: Ik ken u niet.
Mattheus 25:26Maar zijn heer, antwoordende, zeide tot hem: Gij boze en luie dienstknecht! gij wist, dat ik maai, waar ik niet gezaaid heb, en van daar vergader, waar ik niet gestrooid heb.

Mede mogelijk dankzij

Livius Onderwijs