Mattheus 21:19 | En ziende, een vijgeboom aan den weg, ging Hij naar hem toe, en vond niets aan denzelven, dan alleenlijk bladeren; en zeide tot hem: Uit u worde geen vrucht meer in der eeuwigheid! En de vijgeboom verdorde terstond. |
Mattheus 21:25 | De doop van Johannes, van waar was [die], uit de hemel, of uit de mensen? En zij overlegden bij zichzelven en zeiden: Indien wij zeggen: Uit de hemel; zo zal Hij ons zeggen: Waarom hebt gij hem dan niet geloofd? |
Mattheus 21:26 | En indien wij zeggen: Uit de mensen, zo vrezen wij de schare; want zij houden allen Johannes voor een profeet. |
Mattheus 21:31 | Wie van deze twee heeft den wil des vaders gedaan? Zij zeiden tot Hem: De eerste. Jezus zeide tot hen: Voorwaar, Ik zeg u, dat de tollenaars en de hoeren u voorgaan in het Koninkrijk Gods. |
Mattheus 22:35 | En een uit hen, [zijnde] een Wetgeleerde, heeft gevraagd, Hem verzoekende, en zeggende: |
Mattheus 22:44 | De Heere heeft gezegd tot Mijn Heere: Zit aan Mijn rechter[hand], totdat Ik Uw vijanden zal gezet hebben tot een voetbank Uwer voeten. |
Mattheus 23:25 | Wee u, gij Schriftgeleerden en Farizeen, gij geveinsden, want gij reinigt het buitenste des drinkbekers, en des schotels, maar van binnen zijn zij vol van roof en onmatigheid. |
Mattheus 23:34 | Daarom ziet, Ik zend tot u profeten, en wijzen, en schriftgeleerden, en uit dezelve zult gij [sommigen] doden en kruisigen, en [sommigen] uit dezelve zult gij geselen in uw synagogen, en zult hen vervolgen van stad tot stad; |
Mattheus 24:17 | Die op het dak is, kome niet af, om iets uit zijn huis weg te nemen; |
Mattheus 24:31 | En Hij zal Zijn engelen uitzenden met een bazuin van groot geluid, en zij zullen Zijn uitverkorenen bijeenvergaderen uit de vier winden, van het [ene] uiterste der hemelen tot het [andere] uiterste derzelve. |
Mattheus 25:2 | En vijf van haar waren wijzen, en vijf waren dwazen. |
Mattheus 25:8 | En de dwazen zeiden tot de wijzen: Geeft ons van uw olie; want onze lampen gaan uit. |
Mattheus 25:33 | En Hij zal de schapen tot Zijn rechter[hand] zetten, maar de bokken tot [Zijn] linker[hand]. |
Mattheus 25:34 | Alsdan zal de Koning zeggen tot degenen, die tot Zijn rechter[hand zijn]: Komt, gij gezegenden Mijns Vaders! beerft dat Koninkrijk, hetwelk u bereid is van de grondlegging der wereld. |
Mattheus 25:41 | Dan zal Hij zeggen ook tot degenen, die ter linker[hand zijn]: Gaat weg van Mij, gij vervloekten! in het eeuwige vuur, hetwelk den duivel en zijn engelen bereid is. |
Mattheus 26:21 | En toen zij aten, zeide Hij: Voorwaar, Ik zeg u, dat een van u Mij zal verraden. |
Mattheus 26:27 | En Hij nam den drinkbeker, en gedankt hebbende, gaf hun [dien], zeggende: Drinkt allen daaruit; |
Mattheus 26:29 | En Ik zeg u, dat Ik van nu aan niet zal drinken van de vrucht des wijnstoks, tot op dien dag, wanneer Ik met u dezelve nieuw zal drinken in het Koninkrijk Mijns Vaders. |
Mattheus 26:42 | Wederom ten tweeden male heengaande, bad Hij, zeggende: Mijn Vader! Indien deze drinkbeker van Mij niet voorbij kan gaan, tenzij dat Ik hem drinke, Uw wil geschiede! |
Mattheus 26:44 | En hen latende, ging Hij wederom heen, en bad ten derden male, zeggende dezelfde woorden. |