1 Corinthiers 7:1 | Aangaande nu de dingen, waarvan gij mij geschreven hebt, het is een mens goed geen vrouw aan te raken. |
1 Corinthiers 7:25 | Aangaande de maagden nu, heb ik geen bevel des Heeren; maar ik zeg [mijn] gevoelen, als die barmhartigheid van den Heere gekregen heb, om getrouw te zijn. |
1 Corinthiers 7:37 | Doch die vast staat in [zijn] hart, geen noodzaak hebbende, maar macht heeft over zijn eigen wil, en dit in zijn hart besloten heeft, dat hij zijn maagd zal bewaren, die doet wel. |
1 Corinthiers 8:1 | Aangaande nu de dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat wij allen te zamen kennis hebben. De kennis maakt opgeblazen, maar de liefde sticht. |
1 Corinthiers 8:4 | Aangaande dan het eten der dingen, die den afgoden geofferd zijn, wij weten, dat een afgod niets is in de wereld, en dat er geen ander God is dan een. |
1 Corinthiers 12:1 | En van de geestelijke [gaven], broeders, wil ik niet, dat gij onwetende zijt. |
1 Corinthiers 16:1 | Aangaande nu de verzameling, die voor de heiligen [geschiedt], gelijk als ik aan de Gemeenten in Galatie verordend heb, doet ook gij alzo. |
1 Corinthiers 16:12 | En wat aangaat Apollos, den broeder, ik heb hem zeer gebeden, dat hij met de broederen tot u komen zou; maar het was ganselijk [zijn] wil niet, dat hij nu zou komen; doch hij zal komen, wanneer het hem wel gelegen zal zijn. |
2 Corinthiers 9:1 | Want van de bediening, die voor de heiligen [geschiedt], is mij onnodig aan u te schrijven. |
2 Corinthiers 10:8 | Want indien ik ook iets overvloediger zou roemen van onze macht, welke de Heere ons gegeven heeft tot stichting, en niet tot uw nederwerping, zo zal ik niet beschaamd worden; |
Galaten 1:4 | Die Zichzelven gegeven heeft voor onze zonden, opdat Hij ons trekken zou uit deze tegenwoordige boze wereld, naar den wil van onzen God en Vader; |
Efeziers 6:18 | Met alle bidding en smeking, biddende te allen tijd in den Geest, en tot hetzelve wakende met alle gedurigheid en smeking voor al de heiligen; |
Efeziers 6:22 | Denwelken ik tot datzelfde einde tot u gezonden heb, opdat gij onze zaken zoudt weten, en hij uw harten zou vertroosten. |
Filippenzen 1:27 | Alleenlijk wandelt waardiglijk het Evangelie van Christus, opdat, hetzij ik kom en u zie, hetzij ik afwezig ben, ik van uw zaken moge horen, dat gij staat in een geest, met een gemoed gezamenlijk strijdende door het geloof des Evangelies; |
Filippenzen 2:19 | En ik hoop in den Heere Jezus Timotheus haast tot u te zenden, opdat ik ook welgemoed moge zijn, als ik uw zaken zal verstaan hebben. |
Filippenzen 2:20 | Want ik heb niemand, die even alzo gemoed is, dewelke oprechtelijk uw zaken zal bezorgen. |
Filippenzen 2:23 | Ik hoop dan wel dezen van stonden aan te zenden, zo [haast] als ik in mijn zaken zal voorzien hebben; |
Colossenzen 1:3 | Wij danken den God en Vader van onzen Heere Jezus Christus, altijd voor u biddende; |
Colossenzen 2:1 | Want ik wil, dat gij weet, hoe groten strijd ik voor u heb, en [voor] degenen, die te Laodicea zijn, en zo velen als er mijn aangezicht in het vlees niet hebben gezien; |
Colossenzen 4:3 | Biddende meteen ook voor ons, dat God ons de deur des woords opene, om te spreken de verborgenheid van Christus, om welke ik ook gebonden ben; |