G4012 περί
over, betreffende, vanwege, omdat, rondom

Bijbelteksten

Handelingen 8:34En de kamerling antwoordde Filippus en zeide: Ik bid u, van Wien zegt de profeet dit, van zichzelven, of van iemand anders?
Handelingen 9:13En Ananias antwoordde: Heere! ik heb uit velen gehoord van dezen man, hoeveel kwaad hij Uw heiligen in Jeruzalem gedaan heeft;
Handelingen 10:9En des anderen daags, terwijl deze reisden, en nabij de stad kwamen, klom Petrus op het dak, om te bidden, omtrent de zesde ure.
Handelingen 10:19En als Petrus over dat gezicht dacht, zeide de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u;
Handelingen 11:22En het gerucht van hen kwam tot de oren der Gemeente, die te Jeruzalem was; en zij zonden Barnabas uit, dat hij [het land] doorging tot Antiochie toe.
Handelingen 13:13En Paulus, en die met hem waren, van Pafos afgevaren zijnde, kwamen te Perge, [een stad] in Pamfylie. Maar Johannes, van hen scheidende, keerde weder naar Jeruzalem.
Handelingen 13:29En als zij alles volbracht hadden, wat van Hem geschreven was, namen zij [Hem] af van het hout, en legden [Hem] in het graf.
Handelingen 15:2Als er dan geen kleine wederstand en twisting geschiedde bij Paulus en Barnabas tegen hen, zo hebben zij geordineerd, dat Paulus en Barnabas, en enige anderen uit hen, zouden opgaan tot de apostelen en ouderlingen naar Jeruzalem, over deze vraag.
Handelingen 15:6En de apostelen en de ouderlingen vergaderden te zamen, om op deze zaak te letten.
Handelingen 17:32Als zij nu van de opstanding der doden hoorden, spotten sommigen [daarmede]; en sommigen zeiden: Wij zullen u wederom hiervan horen.
Handelingen 18:15Maar indien er geschil is over een woord, en namen, en [over] de wet, die onder u is, zo zult gij zelven toezien; want ik wil over deze dingen geen rechter zijn.
Handelingen 18:25Deze was in den weg des Heeren onderwezen; en vurig zijnde van geest, sprak hij en leerde naarstiglijk de zaken des Heeren, wetende alleenlijk den doop van Johannes.
Handelingen 19:8En hij ging in de synagoge, en sprak vrijmoediglijk, drie maanden lang [met hen] handelende, en [hun] aanradende de zaken van het Koninkrijk Gods.
Handelingen 19:23Maar op dienzelfden tijd ontstond er geen kleine beroerte, vanwege den weg [des Heeren].
Handelingen 19:25Welke hij samenvergaderd hebbende, met de handwerkers van dergelijke dingen, zeide: Mannen, gij weet, dat wij uit dit gewin onze welvaart hebben;
Handelingen 19:39En indien gij iets van andere dingen verzoekt, dat zal in een wettelijke vergadering beslecht worden.
Handelingen 19:40Want wij staan in gevaar, dat wij van oproer zullen verklaagd worden om [den dag] van heden, alzo er geen oorzaak is, waardoor wij reden zullen kunnen geven van deze oploop. En dit gezegd hebbende, liet hij de vergadering gaan.
Handelingen 21:8En des anderen [daags], Paulus en wij, die met hem waren, gingen van daar en kwamen te Cesarea; en gegaan zijnde in het huis van Filippus, den evangelist (die [een] was van de zeven), bleven wij bij hem.
Handelingen 21:21En zij zijn aangaande u bericht, dat gij al de Joden, die onder de heidenen zijn, leert van Mozes afvallen, zeggende: dat zij de kinderen niet zouden besnijden, noch naar de wijze [der wet] wandelen.
Handelingen 21:24Neem dezen tot u, en heilig u met hen, en doe de onkosten nevens hen, opdat zij het hoofd bescheren mogen; en alle mogen weten, dat er niets is aan hetgeen, waarvan zij, aangaande u, bericht zijn; maar [dat] gij [alzo] wandelt, dat gij ook zelve de wet onderhoudt.

Mede mogelijk dankzij

BoekenBoeken