G4012 περί
over, betreffende, vanwege, omdat, rondom

Bijbelteksten

Johannes 8:46Wie van u overtuigt Mij van zonde? En indien Ik de waarheid zeg, waarom gelooft gij Mij niet?
Johannes 9:17Zij zeiden wederom tot den blinde: Gij, wat zegt gij van Hem; dewijl Hij uw ogen geopend heeft? En hij zeide: Hij is een Profeet.
Johannes 9:18De Joden dan geloofden van hem niet, dat hij blind geweest was, en ziende was geworden, totdat zij geroepen hadden de ouders desgenen, die ziende geworden was.
Johannes 9:21Maar hoe hij nu ziet, weten wij niet; of wie zijn ogen geopend heeft, weten wij niet; hij heeft [zijn] ouderdom, vraagt hemzelven; hij zal van zichzelven spreken.
Johannes 10:13En de huurling vliedt, overmits hij een huurling is, en heeft geen zorg voor de schapen.
Johannes 10:25Jezus antwoordde hun: Ik heb het u gezegd, en gij gelooft het niet. De werken, die Ik doe in den Naam Mijns Vaders, die getuigen van Mij.
Johannes 10:33De Joden antwoordden Hem, zeggende: Wij stenigen U niet over [enig] goed werk, maar over [gods]lastering, en omdat Gij, een Mens zijnde, Uzelven God maakt.
Johannes 10:41En velen kwamen tot Hem, en zeiden: Johannes deed wel geen teken; maar alles, wat Johannes van Dezen zeide, was waar.
Johannes 11:13Doch Jezus had gesproken van zijn dood; maar zij meenden, dat Hij sprak van de rust des slaaps.
Johannes 11:19En velen uit de Joden waren gekomen tot Martha en Maria, opdat zij haar vertroosten zouden over haar broeder.
Johannes 12:6En dit zeide hij, niet omdat hij bezorgd was voor de armen, maar omdat hij een dief was, en de beurs had, en droeg hetgeen gegeven werd.
Johannes 12:41Dit zeide Jesaja, toen hij Zijn heerlijkheid zag, en van Hem sprak.
Johannes 13:18Ik zeg niet van u allen: Ik weet, welke Ik uitverkoren heb; maar [dit geschiedt], opdat de Schrift vervuld worde: Die met Mij het brood eet, heeft tegen Mij zijn verzenen opgeheven.
Johannes 13:22De discipelen dan zagen op elkander, twijfelende, van wien Hij [dat] zeide.
Johannes 13:24Simon Petrus dan wenkte dezen, dat hij vragen zou, wie hij toch ware, van welken Hij [dit] zeide.
Johannes 15:22Indien Ik niet gekomen ware, en tot hen gesproken had, zij hadden geen zonde; maar nu hebben zij geen voorwendsel voor hun zonde.
Johannes 15:26Maar wanneer de Trooster zal gekomen zijn, Dien Ik u zenden zal van den Vader, [namelijk] de Geest der waarheid, Die van den Vader uitgaat, Die zal van Mij getuigen.
Johannes 16:8En Die gekomen zijnde, zal de wereld overtuigen van zonde, en van gerechtigheid, en van oordeel:
Johannes 16:9Van zonde, omdat zij in Mij niet geloven;
Johannes 16:10En van gerechtigheid, omdat Ik tot Mijn Vader heenga, en gij zult Mij niet meer zien;

Mede mogelijk dankzij

Doneer Aantekeningen bij de Bijbel