Handelingen 8:6 | En de scharen hielden zich eendrachtelijk aan hetgeen van Filippus gezegd werd, dewijl zij hoorden en zagen de tekenen, die hij deed. |
Handelingen 8:12 | Maar toen zij Filippus geloofden, die het Evangelie van het Koninkrijk Gods, en [van] den Naam van Jezus Christus verkondigde, werden zij gedoopt, beiden, mannen en vrouwen. |
Handelingen 8:13 | En Simon geloofde ook zelf, en gedoopt zijnde, bleef gedurig bij Filippus; en ziende de tekenen en grote krachten, die er geschiedden, ontzette hij zich. |
Handelingen 8:25 | Zij dan nu, als zij het Woord des Heeren betuigd en gesproken hadden, keerden wederom naar Jeruzalem, en verkondigden het Evangelie [in] vele vlekken der Samaritanen. |
Handelingen 8:28 | En hij keerde wederom, en zat op zijn wagen, en las den profeet Jesaja. |
Handelingen 8:31 | En hij zeide: Hoe zou ik toch kunnen, zo mij niet iemand onderricht? En hij bad Filippus, dat hij zou opkomen, en bij hem zitten. |
Handelingen 8:38 | En hij gebood den wagen stil te houden; en zij daalden beiden af in het water, zo Filippus als de kamerling, en hij doopte hem. |
Handelingen 9:2 | En begeerde brieven van hem naar Damaskus, aan de synagogen, opdat, zo hij enigen, die van dien weg waren, vond, hij [dezelve], beiden mannen en vrouwen, zou gebonden brengen naar Jeruzalem. |
Handelingen 9:8 | En Saulus stond op van de aarde; en als hij zijn ogen opendeed, zag hij niemand. En zij, hem bij de hand leidende, brachten hem te Damaskus. |
Handelingen 9:15 | Maar de Heere zeide tot hem: Ga heen; want deze is Mij een uitverkoren vat, om Mijn Naam te dragen voor de heidenen, en de koningen, en de kinderen Israels. |
Handelingen 9:18 | En terstond vielen af van zijn ogen gelijk als schellen, en hij werd terstond wederom ziende; en stond op, en werd gedoopt. |
Handelingen 9:24 | Maar hun lage werd Saulus bekend; en zij bewaarden de poorten, beide des daags en des nachts, opdat zij hem doden mochten. |
Handelingen 9:29 | En vrijmoediglijk sprekende in den Naam van den Heere Jezus, sprak hij ook, en handelde tegen de Griekse [Joden]; maar deze trachtten hem te doden. |
Handelingen 10:2 | Godzalig en vrezende God, met geheel zijn huis, en doende vele aalmoezen aan het volk, en God geduriglijk biddende. |
Handelingen 10:22 | En zij zeiden: Cornelius, een hoofdman over honderd, een rechtvaardig man, en vrezende God, en die [goede] getuigenis heeft van het ganse volk der Joden, is door Goddelijke openbaring vermaand van een heiligen engel, dat hij u zou ontbieden te zijnen huize, en dat hij van u woorden der zaligheid zou horen. |
Handelingen 10:28 | En hij zeide tot hen: Gij weet, hoe het een Joodsen man ongeoorloofd is, zich te voegen of te gaan tot een vreemde; doch God heeft mij getoond, dat ik geen mens zou gemeen of onrein heten. |
Handelingen 10:33 | Zo heb ik dan van stonde aan tot u gezonden, en gij hebt welgedaan, dat gij hier gekomen zijt. Wij zijn dan allen nu [hier] tegenwoordig voor God, om te horen al hetgeen u van God bevolen is. |
Handelingen 10:39 | En wij zijn getuigen van al hetgeen Hij gedaan heeft, beide in het Joodse land en te Jeruzalem; Welken zij gedood hebben, [Hem] hangende aan het hout. |
Handelingen 10:48 | En hij beval, dat zij zouden gedoopt worden in den Naam des Heeren. Toen baden zij hem, dat hij enige dagen bij [hen] wilde blijven. |
Handelingen 11:13 | En hij heeft ons verhaald, hoe hij een engel gezien had, die in zijn huis stond, en tot hem zeide: Zend mannen naar Joppe, en ontbied Simon, die toegenaamd is Petrus; |