Jakobus 4:16 | Maar nu roemt gij in uw hoogmoed; alle zodanige roem is boos. |
Jakobus 5:1 | Welaan nu, gij rijken, weent en huilt over uw ellendigheden, die over u komen. |
Jakobus 5:2 | Uw rijkdom is verrot, en uw klederen zijn van de motten gegeten geworden; |
Jakobus 5:3 | Uw goud en zilver is verroest; en hun roest zal u zijn tot een getuigenis, en zal uw vlees als een vuur verteren; gij hebt schatten vergaderd in de laatste dagen. |
Jakobus 5:4 | Ziet, het loon der werklieden, die uw landen gemaaid hebben, welke van u verkort is, roept; en het geschrei dergenen, die geoogst hebben, is gekomen tot in de oren van den Heere Sebaoth. |
Jakobus 5:5 | Gij hebt lekkerlijk geleefd op de aarde, en wellusten gevolgd; gij hebt uw harten gevoed als in een dag der slachting. |
Jakobus 5:8 | Weest gij ook lankmoedig, versterkt uw harten; want de toekomst des Heeren genaakt. |
Jakobus 5:12 | Doch voor alle dingen, mijn broeders, zweert niet, noch bij den hemel, noch bij de aarde, noch enigen anderen eed; maar uw ja, zij ja, en het neen, neen; opdat gij in geen oordeel valt. |
1 Petrus 1:7 | Opdat de beproeving uws geloofs, die veel kostelijker is dan van het goud, hetwelk vergaat en door het vuur beproefd wordt, bevonden worde te zijn tot lof, en eer, en heerlijkheid, in de openbaring van Jezus Christus; |
1 Petrus 1:9 | Verkrijgende het einde uws geloofs, [namelijk] de zaligheid der zielen. |
1 Petrus 1:13 | Daarom opschortende de lenden uws verstands, [en] nuchteren zijnde, hoopt volkomenlijk op de genade, die u toegebracht wordt in de openbaring van Jezus Christus. |
1 Petrus 1:14 | Als gehoorzame kinderen, wordt niet gelijkvormig aan de begeerlijkheden, die te voren in uw onwetendheid waren; |
1 Petrus 1:17 | En indien gij tot een Vader aanroept Dengene, Die zonder aanneming des persoons oordeelt naar eens iegelijks werk, zo wandelt in vreze den tijd uwer inwoning; |
1 Petrus 1:18 | Wetende dat gij niet door vergankelijke dingen, zilver of goud, verlost zijt uit uw ijdele wandeling, die [u] van de vaderen overgeleverd [is]; |
1 Petrus 1:21 | Die door Hem gelooft in God, Welke Hem opgewekt heeft uit de doden, en Hem heerlijkheid gegeven heeft, opdat uw geloof en hoop op God zijn zou. |
1 Petrus 1:22 | Hebbende [dan] uw zielen gereinigd in de gehoorzaamheid der waarheid, door den Geest, tot ongeveinsde broederlijke liefde, zo hebt elkander vuriglijk lief uit een rein hart; |
1 Petrus 2:12 | En houdt uw wandel eerlijk onder de heidenen; opdat in hetgeen zij kwalijk van u spreken, als van kwaaddoeners, zij uit de goede werken, die zij in [u] zien, God verheerlijken mogen in den dag der bezoeking. |
1 Petrus 2:25 | Want gij waart als dwalende schapen; maar gij zijt nu bekeerd tot den Herder en Opziener uwer zielen. |
1 Petrus 3:2 | Als zij zullen ingezien hebben uw kuisen wandel in vreze. |
1 Petrus 3:7 | Gij mannen, insgelijks, woont bij [haar] met verstand, aan het vrouwelijke vat, als het zwakste, eer gevende, als die ook medeerfgenamen der genade des levens [met haar] zijt; opdat uw gebeden niet verhinderd worden. |