Handelingen 15:40 | Maar Paulus verkoos Silas, en reisde heen, der genade Gods van de broederen bevolen zijnde. |
Handelingen 18:27 | En als hij wilde naar Achaje reizen, de broeders, [hem] vermaand hebbende, schreven aan de discipelen, dat zij hem ontvangen zouden; welke, daar gekomen zijnde, heeft veel toegebracht aan degenen, die geloofden door de genade. |
Handelingen 20:24 | Maar ik acht op geen ding, noch houde mijn leven dierbaar voor mijzelven, opdat ik mijn loop met blijdschap mag volbrengen, en den dienst, welken ik van den Heere Jezus ontvangen heb, om te betuigen het Evangelie der genade Gods. |
Handelingen 20:32 | En nu, broeders, ik bevele u Gode, en den woorde Zijner genade, Die machtig is u op te bouwen, en u een erfdeel te geven onder al de geheiligden. |
Handelingen 24:27 | Maar als twee jaren vervuld waren, kreeg Felix Porcius Festus in zijn plaats; en Felix, willende den Joden gunst bewijzen, liet Paulus gevangen. |
Handelingen 25:3 | Begerende gunst tegen hem, opdat hij hem zou doen komen te Jeruzalem; [en] leggende een lage, om hem op den weg om te brengen. |
Handelingen 25:9 | Maar Festus, willende den Joden gunst bewijzen, antwoordde Paulus, en zeide: Wilt gij naar Jeruzalem opgaan, en aldaar voor mij over deze dingen geoordeeld worden? |
Romeinen 1:5 | (Door Welken wij hebben ontvangen genade en het apostelschap, tot gehoorzaamheid des geloofs onder al de heidenen, voor Zijn Naam; |
Romeinen 1:7 | Allen, die te Rome zijt, geliefden Gods, en geroepen heiligen, genade zij u, en vrede van God, onzen Vader, en den Heere Jezus Christus. |
Romeinen 3:24 | En worden om niet gerechtvaardigd, uit Zijn genade, door de verlossing, die in Christus Jezus is; |
Romeinen 4:4 | Nu dengene, die werkt, wordt het loon niet toegerekend naar genade, maar naar schuld. |
Romeinen 4:16 | Daarom is zij uit het geloof, opdat zij naar genade zij; ten einde de belofte vast zij al den zade, niet alleen dat uit de wet is, maar ook dat uit het geloof Abrahams is, welke een vader is van ons allen; |
Romeinen 5:2 | Door Welken wij ook de toeleiding hebben door het geloof tot deze genade, in welke wij staan, en roemen in de hoop der heerlijkheid Gods. |
Romeinen 5:15 | Doch niet, gelijk de misdaad, alzo is ook de genadegift, want indien, door de misdaad van een, velen gestorven zijn, zo is veel meer de genade Gods, en de gave door de genade, die daar is van een mens Jezus Christus, overvloedig geweest over velen. |
Romeinen 5:17 | Want indien door de misdaad van een de dood geheerst heeft door dien enen, veel meer zullen degenen, die den overvloed der genade en der gave der rechtvaardigheid ontvangen, in het leven heersen door dien Enen, [namelijk] Jezus Christus. |
Romeinen 5:20 | Maar de wet is bovendien ingekomen, opdat de misdaad te meerder worde; en waar de zonde meerder geworden is, [daar] is de genade veel meer overvloedig geweest; |
Romeinen 5:21 | Opdat, gelijk de zonde geheerst heeft tot den dood, alzo ook de genade zou heersen door rechtvaardigheid tot het eeuwige leven, door Jezus Christus onzen Heere. |
Romeinen 6:1 | Wat zullen wij dan zeggen? Zullen wij in de zonde blijven, opdat de genade te meerder worde? |
Romeinen 6:14 | Want de zonde zal over u niet heersen; want gij zijt niet onder de wet, maar onder de genade. |
Romeinen 6:15 | Wat dan? Zullen wij zondigen, omdat wij niet zijn onder de wet, maar onder de genade? Dat zij verre. |