G5736

Bijbelteksten

Romeinen 8:19Want het schepsel, [als] met opgestoken hoofde, verwacht de openbaring der kinderen Gods.
Romeinen 8:25Maar indien wij hopen, hetgeen wij niet zien, zo verwachten wij het met lijdzaamheid.
Romeinen 8:26En desgelijks komt ook de Geest onze zwakheden mede te hulp; want wij weten niet, wat wij bidden zullen, gelijk het behoort, maar de Geest Zelf bidt voor ons met onuitsprekelijke zuchtingen.
Romeinen 9:1Ik zeg de waarheid in Christus, ik lieg niet (mijn geweten mij mede getuigenis gevende door den Heiligen Geest),
Romeinen 9:8Dat is, niet de kinderen des vleses, die zijn kinderen Gods; maar de kinderen der beloftenis worden voor het zaad gerekend.
Romeinen 9:19Gij zult dan tot mij zeggen: Wat klaagt Hij [dan] nog? Want wie heeft Zijn wil wederstaan?
Romeinen 11:6En indien het door genade is, zo is het niet meer uit de werken; anderszins is de genade geen genade meer; en indien het is uit de werken, zo is het geen genade meer; anderszins is het werk geen werk meer.
Romeinen 11:18Zo roem niet tegen de takken; en indien gij daartegen roemt, gij draagt den wortel niet, maar de wortel u.
Romeinen 13:10De liefde doet den naaste geen kwaad. Zo is dan de liefde de vervulling der wet.
Romeinen 15:25Maar nu reis ik naar Jeruzalem, dienende de heiligen.
Romeinen 16:16Groet elkander met een heiligen kus. De Gemeenten van Christus groeten ulieden.
Romeinen 16:21U groeten, Timotheus, mijn medearbeider, en Lucius, en Jason, en Socipater, mijn bloedverwanten.
Romeinen 16:22Ik, Tertius, die den brief geschreven heb, groet u in den Heere.
Romeinen 16:23U groet Gajus, de huiswaard van mij en van de gehele Gemeente. U groet Erastus, de rentmeester der stad, en de broeder Quartus.
1 Corinthiers 2:14Maar de natuurlijke mens begrijpt niet de dingen, die des Geestes Gods zijn; want zij zijn hem dwaasheid, en hij kan ze niet verstaan, omdat zij geestelijk onderscheiden worden.
1 Corinthiers 3:2Ik heb u met melk gevoed, en niet met [vaste] spijs; want gij vermocht [toen] nog niet; ja, gij vermoogt ook nu nog niet.
1 Corinthiers 3:11Want niemand kan een ander fondament leggen, dan hetgeen gelegd is, hetwelk is Jezus Christus.
1 Corinthiers 4:7Want wie onderscheidt u? En wat hebt gij, dat gij niet hebt ontvangen? En zo gij het ook ontvangen hebt, wat roemt gij, alsof gij het niet ontvangen hadt?
1 Corinthiers 4:12En arbeiden, werkende met onze eigen handen; wij worden gescholden, en wij zegenen; wij worden vervolgd, en wij verdragen;
1 Corinthiers 7:9Maar indien zij zich niet kunnen onthouden, dat zij trouwen; want het is beter te trouwen dan te branden.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken