H120 אָדָם
mens, menselijk wezen, lieden, mensheid, man, mannen, Mensenkind
Psalm 56:12 | Ik vertrouw op God, ik zal niet vrezen; wat zou mij de mens doen? |
Psalm 57:5 | Mijn ziel is in het midden der leeuwen, ik lig [onder] stokebranden, mensenkinderen, welker tanden spiesen en pijlen zijn, en hun tong een scherp zwaard. |
Psalm 58:2 | Spreekt gijlieden waarlijk gerechtigheid, gij, vergadering? Oordeelt gij billijkheden, gij mensenkinderen? |
Psalm 58:12 | En de mens zal zeggen: Immers is er vrucht voor den rechtvaardige; immers is er een God, Die op de aarde richt. |
Psalm 60:13 | Geef Gij ons hulp uit de benauwdheid, want 's mensen heil is ijdelheid. |
Psalm 62:10 | Immers zijn de gemene lieden ijdelheid, de grote lieden zijn leugen; in de weegschaal opgewogen, zouden zij samen [lichter] zijn dan de ijdelheid. |
Psalm 64:10 | En alle mensen zullen vrezen, en Gods werk verkondigen, en Zijn doen verstandelijk aanmerken. |
Psalm 66:5 | Komt en ziet Gods daden; Hij is vreselijk van werking aan de mensenkinderen. |
Psalm 68:19 | Gij zijt opgevaren in de hoogte; Gij hebt de gevangenis gevankelijk gevoerd; Gij hebt gaven genomen [om uit te delen] onder de mensen; ja, ook de wederhorigen om [bij U] te wonen, o HEERE God! |
Psalm 73:5 | Zij zijn niet in de moeite [als andere] mensen, en worden met [andere] mensen niet geplaagd. |
Psalm 76:11 | Want de grimmigheid des mensen zal U loffelijk maken; het overblijfsel der grimmigheden zult Gij opbinden. |
Psalm 78:60 | Dies verliet Hij den tabernakel te Silo, de tent, [die] Hij tot een woning gesteld had onder de mensen. |
Psalm 80:18 | Uw hand zij over den man Uwer rechterhand, over des mensen zoon, [dien] Gij U gesterkt hebt. |
Psalm 82:7 | Nochtans zult gij sterven als een mens; en als een van de vorsten zult gij vallen. |
Psalm 84:6 | Welgelukzalig is de mens, wiens sterkte in U is, in welker hart de gebaande wegen zijn. |
Psalm 84:13 | HEERE der heirscharen! welgelukzalig is de mens, die op U vertrouwt. |
Psalm 89:48 | Gedenk van hoedanige eeuw ik ben; waarom zoudt Gij aller mensenkinderen tevergeefs geschapen hebben? |
Psalm 90:3 | Gij doet den mens wederkeren tot verbrijzeling, en zegt: Keert weder, gij mensenkinderen! |
Psalm 94:10 | Zou Hij, Die de heidenen tuchtigt, niet straffen, Hij, Die den mens wetenschap leert? |
Psalm 94:11 | De HEERE weet de gedachten des mensen, dat zij ijdelheid zijn. |