H784 אֵשׁ
brand, vuur(kolom enz), vurig, brandwond, (hout- enz)vuur, vuur, vuurvlam, vuurkolom

Bijbelteksten

Psalm 66:12Gij hadt den mens op ons hoofd doen rijden; wij waren in het vuur en in het water gekomen; maar Gij hebt ons uitgevoerd in een overvloeiende verversing.
Psalm 68:3Gij zult hen verdrijven, gelijk rook verdreven wordt; gelijk was voor het vuur smelt, zullen de goddelozen vergaan van Gods aangezicht.
Psalm 74:7Zij hebben Uw heiligdommen in het vuur gezet; ter aarde toe hebben zij de woning Uws Naams ontheiligd.
Psalm 78:14En Hij leidde hen des daags met een wolk, en den gansen nacht met een licht des vuurs.
Psalm 78:21Daarom hoorde de HEERE, en werd verbolgen; en een vuur werd ontstoken tegen Jakob, en toorn ging ook op tegen Israel;
Psalm 78:63Het vuur verteerde hun jongelingen, en hun jonge dochters werden niet geprezen.
Psalm 79:5Hoe lang, HEERE? Zult Gij eeuwiglijk toornen? Zal Uw ijver als vuur branden?
Psalm 80:17Hij is met vuur verbrand; hij is afgehouwen; zij komen om van het schelden Uws aangezichts.
Psalm 83:15Gelijk het vuur een woud verbrandt, en gelijk de vlam de bergen aansteekt;
Psalm 89:47Hoe lang, o HEERE! zult Gij U steeds verbergen, zal Uw grimmigheid branden als een vuur?
Psalm 97:3Een vuur gaat voor Zijn aangezicht heen, en het steekt Zijn wederpartijen rondom aan brand.
Psalm 104:4Hij maakt Zijn engelen geesten, Zijn dienaars tot een vlammend vuur.
Psalm 105:32Hij maakte hun regen tot hagel, vlammig vuur in hun land.
Psalm 105:39Hij breidde een wolk uit tot een deksel, en vuur om den nacht te verlichten.
Psalm 106:18En een vuur brandde onder hun vergadering, een vlam stak de goddelozen aan brand.
Psalm 118:12Zij hadden mij omringd als bijen; zij zijn uitgeblust als een doornenvuur; het is in den Naam des HEEREN, dat ik ze verhouwen heb.
Psalm 140:11Vurige kolen moeten op hen geschud worden; Hij doe hen vallen in het vuur, in diepe kuilen, dat zij niet weder opstaan.
Psalm 148:8Vuur en hagel, sneeuw en damp; gij stormwind, die Zijn woord doet!
Spreuken 6:27Zal iemand vuur in zijn boezem nemen, dat zijn klederen niet verbrand worden?
Spreuken 16:27Een Belialsman graaft kwaad; en op zijn lippen is als brandend vuur.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken