H3205 יָלַד
baren, geboren worden, gewinnen, voortbrengen, vroedvrouw
1 Kronieken 2:4 | Maar Thamar, zijn schoondochter, baarde hem Perez en Zerah. Al de zonen van Juda waren vijf. |
1 Kronieken 2:9 | En de kinderen van Hezron, die hem geboren zijn, waren Jerahmeel, en Ram, en Chelubai. |
1 Kronieken 2:10 | Ram nu gewon Amminadab, en Amminadab gewon Nahesson, den vorst der kinderen van Juda; |
1 Kronieken 2:11 | En Nahesson gewon Salma, en Salma gewon Boaz. |
1 Kronieken 2:12 | En Boaz gewon Obed, en Obed gewon Isai, |
1 Kronieken 2:13 | En Isai gewon Eliab, zijn eerstgeborene, en Abinadab, den tweede, en Simea, den derde, |
1 Kronieken 2:17 | En Abigail baarde Amasa; en de vader van Amasa was Jether, een Ismaeliet. |
1 Kronieken 2:18 | Kaleb nu, de zoon van Hezron, gewon kinderen uit Azuba, [zijn] vrouw, en uit Jerioth. En de zonen van deze zijn: Jeser, en Sobab, en Ardon. |
1 Kronieken 2:19 | Als nu Azuba gestorven was, zo nam zich Kaleb Efrath, die baarde hem Hur. |
1 Kronieken 2:20 | En Hur gewon Uri, en Uri gewon Bezaleel. |
1 Kronieken 2:21 | Daarna ging Hezron in tot de dochter van Machir, den vader van Gilead, en hij nam ze, toen hij zestig jaren oud was; en zij baarde hem Segub. |
1 Kronieken 2:22 | Segub nu gewon Jair; en hij had drie en twintig steden in het land van Gilead. |
1 Kronieken 2:24 | En na den dood van Hezron, in Kaleb-efratha, heeft Abia, Hezrons huisvrouw, hem ook gebaard Aschur, de vader van Thekoa. |
1 Kronieken 2:29 | De naam nu der huisvrouw van Abisur was Abihail: die baarde hem Achban en Molid. |
1 Kronieken 2:35 | Sesan nu gaf zijn dochter aan zijn knecht Jarha tot een vrouw; en zij baarde hem Attai. |
1 Kronieken 2:36 | Attai nu gewon Nathan, en Nathan gewon Zabad, |
1 Kronieken 2:37 | En Zabad gewon Eflal, en Eflal gewon Obed, |
1 Kronieken 2:38 | En Obed gewon Jehu, en Jehu gewon Azaria, |
1 Kronieken 2:39 | En Azaria gewon Helez, en Helez gewon Elasa, |
1 Kronieken 2:40 | En Elasa gewon Sismai, en Sismai gewon Sallum, |