Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
ʾāmôn, zn. mnl.; TWOT 116L;
1) hapax, betekenis onzeker "architect, kunstenaar, vakman, voedsterling, troetelkind" (Spr. 8:30); Er zijn een drietal interpretaties van het woord 1a) het wordt opgevat als een "vakman" (HALOT 62, s.v.), met dan een verwijzing naar de wijsheid. Het zou dan van het Akkad, ummanu 'handwerker' zijn afgeleid (dr. E.W. Tuinstra, MAW Vol. 11 juni 1992, p. 5), dit komt overeen met ἁρμόζουσα G718 'passend, samenvoegend' van de LXX. Als extra bewijs wordt dan naar Jer. 52:15 verwezen waar 'de menigte' dan 'de (gedeporteerde) vaklieden' zijn (P. Broers, p. 21); 1b) Rogers heeft betoogd dat het een 'ambachtsman' is in appositie is met 'hem', en dat het verwijst naar de Heer (C.Z. Rogers, “The Meaning and Significance of the Hebrew Word אָמוֹן in Prov 8,30” ZAW 109, [1997] p. 208-221); 1c) Het wordt ook opgevat als "zogend kind, voedsterling" (SV, NBV), ervan uitgaande dat אָ֫מ֥וֹן een passief deelwoord is van אָמַן H539 (HALOT 24, s.v.). Hierbij komt het beeld van een kind overeen met andere passages in de hoofdstuk (Spr. 8:24-25, 31). Tevens past dit veel beter bij de anafoor van het daaropvolgende gedeelte van het vers en het aanwezige chiasme (vs. 30-31 a-b-b'-a').
Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!