Aantekeningen bij de Bijbel: Hooglied 6:3

Hooglied 6:3

AB	Ik ben van mijn geliefde, en mijn geliefde is van mij, Die weidt onder de leliën.
SV	Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de lelien weidt.
WLC	אֲנִ֤י לְדֹודִי֙ וְדֹודִ֣י לִ֔י הָרֹעֶ֖ה בַּשֹּׁושַׁנִּֽים׃ ס
Trans.	’ănî ləḏwōḏî wəḏwōḏî lî hārō‘eh baššwōšannîm:

Algemeen

Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de leliën weidt.

Deze tekst wordt in het Jodendom aangehaald waarom ze de maand Elul "de maand van de Bruid" noemen of meer specifiek de dagen van Elul als "de dagen waarin de Koning in het Veld is" beschrijven (zie vertaalnotitie).
Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Let op het chiastische parallellisme waaruit de gelijkwaardigheid blijkt.
onder de leliën, De uitdrukking Lelies van het veld, of afgekort leliën, is een verzamelnaam voor alle uitbundig bloeiende veldbloemen, waaronder de Witte Lelie (Lilium candidum), de Perzische Boterbloem (Ranunculus asiaticus), Gekroonde Ganzebloem (Chrysanthemum coronarium L.), de Anemoon (Anemone coronaria), de Semitische klaproos (Papaver umbonatum) of de Cyclaam (Cyclamen) en andere bloemen.
weidt, Of "graast", namelijk een weide die zeer groen en overvloedig is. Weiden in die periode waren overgroeid met allerlei andere planten.

Zie hier voor een verklaring van de gebruikte coderingen.
Zie hier over het gebruik van de interlineair.

אֲנִ֤י

Ik ben

לְ

van

דוֹדִי֙

mijns Liefsten

וְ

דוֹדִ֣י

mijn Liefste

לִ֔י

is mijn

הָ

Die

רֹעֶ֖ה

weidt

בַּ

onder

שׁוֹשַׁנִּֽים

de leliën

Ik ben mijns Liefsten, en mijn Liefste is mijn, Die onder de leliën weidt.

Omdat de letters van de maand Elul voorkomen als eerste letters van de eerste vier woorden van dit vers אֲנִ֤י לְדֹודִי֙ וְדֹודִ֣י לִ֔י ’ănî ləḏwōḏî wəḏwōḏî lî "Ik ben van mijn geliefde, en mijn geliefde is van mij", wordt deze maand ook wel "de maand van de Bruid" genoemd. Baal Shem Tov (Rabbi Israel Ben Eliëzer) beschreef om die reden de dagen van Elul als "de dagen waarin de Koning in het Veld is".
דּוֹד ^H1730 zn: "geliefde" (BDB, 186)
רָעָה ^H7462 ww (Qal participle ms with article): "weiden, (laten) grazen"
שׁוּשַׁן ^H7799 zn: "leliën" (BDB, 1004)
The first two clauses are verbless.
The lamed inseparable preposition is functioning as a possessive.
The chiastic structure of the first two clauses is unmistakable.
The participle is a substantive and is in apposition to דוד.

________

Opmerkelijk is de opzettelijke omissie van het gedeelte Hooglied 4:7 tot en met 6:10 in 4Q106=4QCant^a welke wordt weergegeven door een lege regel;

Zie de huisregels welk commentaar wordt opgenomen!