H251 אָח
een, elkander, de ander, broeder, familielid

Bijbelteksten

1 Kronieken 15:5Van de kinderen van Kehath was Uriel overste, en van zijn broederen waren honderd en twintig.
1 Kronieken 15:6Van de kinderen van Merari was Asaja overste, en van zijn broederen waren tweehonderd en twintig.
1 Kronieken 15:7Van de kinderen van Gersom was Joel overste, en van zijn broederen waren honderd en dertig.
1 Kronieken 15:8Uit de kinderen van Elizafan was overste Semaja, en van zijn broederen waren tweehonderd.
1 Kronieken 15:9Uit de kinderen van Hebron was Eliel overste, en zijn broederen waren tachtig.
1 Kronieken 15:10Uit de kinderen van Uzziel was Amminadab overste, en zijn broederen waren honderd en twaalf.
1 Kronieken 15:12En hij zeide tot hen: Gijlieden zijt hoofden der vaderen onder de Levieten; heiligt u, gij en uw broeders, dat gij de ark des HEEREN, des Gods van Israel, opbrengt, ter [plaatse], [die] ik voor haar bereid heb.
1 Kronieken 15:16En David zeide tot de oversten der Levieten, dat zij hun broeders, de zangers, stellen zouden met muziekinstrumenten, met luiten, en harpen, en cimbalen, dat zij zich zouden doen horen, verheffende de stem met blijdschap.
1 Kronieken 15:17Zo stelden dan de Levieten Heman, den zoon van Joel, en uit zijn broederen Asaf, den zoon van Berechja; en uit de zonen van Merari, hun broederen, Ethan, den zoon van Kusaja;
1 Kronieken 15:18En met hen hun broeders van de tweede orde: Zecharja, Ben en Jaaziel, en Semiramoth, en Jehiel, en Unni, Eliab, en Benaja, en Maaseja, en Mattithja, en Elifele, en Mikneja, en Obed-edom, en Jeiel, de poortiers.
1 Kronieken 16:7Te dienzelven dage gaf David ten eerste [dezen psalm], om den HEERE te loven, door den dienst van Asaf, en zijn broederen.
1 Kronieken 16:37Alzo liet hij daar, voor de ark des verbonds des HEEREN, Asaf en zijn broederen, om geduriglijk te dienen voor de ark, naardat op elken dag besteld was.
1 Kronieken 16:38Obed-edom nu, met hunlieder broederen, waren acht en zestig; en [hij stelde] Obed-edom, den zoon van Jeduthun, en Hosa, tot poortiers;
1 Kronieken 16:39En den priester Zadok, en zijn broederen, de priesters, voor den tabernakel des HEEREN op de hoogte, welke te Gibeon is;
1 Kronieken 19:11En het overige des volks gaf hij in de hand van zijn broeder Abisai, en zij stelden hen in orde tegen de kinderen Ammons aan.
1 Kronieken 19:15Toen de kinderen Ammons zagen, dat de Syriers vloden, zo vloden zij ook voor het aangezicht van Abisai, zijn broeder, en zij kwamen in de stad; en Joab kwam te Jeruzalem.
1 Kronieken 20:5Daarna was er nog een krijg tegen de Filistijnen, en Elhanan, de zoon van Jair, versloeg Lachmi, den broeder van Goliath, den Gethiet, wiens spieshout was als een weversboom.
1 Kronieken 20:7En hij hoonde Israel, maar Jonathan, de zoon van Simea, den broeder van David, versloeg hem.
1 Kronieken 23:22En Eleazar stierf, en hij had geen zonen, maar dochters; en de kinderen van Kis, haar broeders, namen ze.
1 Kronieken 23:32En dat zij de wacht van de tent der samenkomst zouden waarnemen, en de wacht des heiligdoms, en de wacht der zonen van Aaron, hun broederen, in den dienst van het huis des HEEREN.

Mede mogelijk dankzij

StudieboekenStudieboeken