H251 אָח
een, elkander, de ander, broeder, familielid
1 Kronieken 24:25 | De broeder van Micha was Jissia; van de kinderen van Jissia was Zecharja. |
1 Kronieken 24:31 | En zij wierpen ook loten, nevens hun broederen, de zonen van Aaron, voor het aangezicht van den koning David, en Zadok, en Achimelech, en van de hoofden der vaderen onder de priesteren en onder de Levieten; het hoofd der vaderen tegen zijn kleinsten broeder. |
1 Kronieken 25:7 | En hun getal met hun broederen, die geleerd waren in het gezang des HEEREN, allen meesters, was tweehonderd acht en tachtig. |
1 Kronieken 25:9 | Het eerste lot nu ging uit voor Asaf, [namelijk] voor Jozef. Het tweede voor Gedalja; hij en zijn broederen, en zijn zonen, waren twaalf. |
1 Kronieken 25:10 | Het derde voor Zakkur; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:11 | Het vierde voor Jizri; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:12 | Het vijfde voor Nethanja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:13 | Het zesde voor Bukkia; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:14 | Het zevende voor Jesarela; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:15 | Het achtste voor Jesaja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:16 | Het negende voor Mattanja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:17 | Het tiende voor Simei; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:18 | Het elfde voor Azareel; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:19 | Het twaalfde voor Hasabja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:20 | Het dertiende voor Subael; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:21 | Het veertiende voor Mattithja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:22 | Het vijftiende voor Jeremoth; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:23 | Het zestiende voor Hananja; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:24 | Het zeventiende voor Josbekasa; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |
1 Kronieken 25:25 | Het achttiende voor Hanani; zijn zonen en zijn broederen, twaalf. |