H3820 לֵב
innerlijk (zn), verstamd, wil, hart, begrip

Bijbelteksten

Prediker 2:23Want al zijn dagen zijn smarten, en zijn bezigheid is verdriet; zelfs des nachts rust zijn hart niet. Datzelve is ook ijdelheid.
Prediker 3:11Hij heeft ieder ding schoon gemaakt op zijn tijd; ook heeft Hij de eeuw in hun hart gelegd, zonder dat een mens het werk, dat God gemaakt heeft, kan uitvinden, van het begin tot het einde toe.
Prediker 3:17Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, en over alle werk.
Prediker 3:18Ik zeide in mijn hart van de positie der mensenkinderen, dat God hen zal verklaren, en dat zij zullen zien, dat zij [als] de beesten zijn aan zichzelven.
Prediker 5:1Wees niet te snel met uw mond, en uw hart haaste niet een woord voort te brengen voor Gods aangezicht; want God is in den hemel, en gij zijt op de aarde; daarom laat uw woorden weinig zijn.
Prediker 5:19Want hij zal niet veel gedenken aan de dagen zijns levens, dewijl [hem] God hem verhoort in de blijdschap zijns harten.
Prediker 7:2Het is beter te gaan in het klaaghuis, dan te gaan in het huis des maaltijds; [want] in hetzelve is het einde aller mensen, en de levende legt het in zijn hart.
Prediker 7:3Het treuren is beter dan het lachen; want door de droefheid des aangezichts wordt het hart gebeterd.
Prediker 7:4Het hart der wijzen is in het klaaghuis; maar het hart der zotten in het huis der vreugde.
Prediker 7:7Voorwaar, de onderdrukking zou wel een wijze dol maken; en het geschenk verderft het hart.
Prediker 7:21Geef ook uw hart niet tot alle woorden, die men spreekt, opdat gij niet hoort, dat uw knecht u vloekt.
Prediker 7:22Want uw hart heeft ook veelmalen bekend, dat gij ook anderen gevloekt hebt.
Prediker 7:25Ik keerde mij om, en mijn hart, om te weten, en om na te sporen, en te zoeken wijsheid en een sluitrede; en om te weten de goddeloosheid der zotheid, en de dwaasheid der onzinnigheden.
Prediker 7:26En ik vond een bitterder ding, dan de dood: een vrouw, welker hart netten en garen, [en] haar handen banden zijn; wie goed is voor Gods aangezicht, zal van haar ontkomen; daarentegen de zondaar zal van haar gevangen worden.
Prediker 8:5Wie het gebod onderhoudt, zal niets kwaads gewaar worden; en het hart eens wijzen zal tijd en wijze weten.
Prediker 8:9Dit alles heb ik gezien, toen ik mijn hart begaf tot alle werk, dat onder de zon geschiedt: er is een tijd, dat de [ene] mens over den [anderen] mens heerst, hem ten kwade.
Prediker 8:11Omdat niet haastelijk het oordeel [over] de boze daad geschiedt, daarom is het hart van de kinderen der mensen in hen vol om kwaad te doen.
Prediker 8:16Als ik mijn hart begaf, om wijsheid te weten, en om aan te zien de bezigheid, die op de aarde geschiedt, dat men ook, des daags of des nachts, den slaap niet ziet met zijne ogen;
Prediker 9:1Zekerlijk, dit alles heb ik in mijn hart gelegd, opdat ik dit alles klaarlijk mocht verstaan, dat de rechtvaardigen, en de wijzen, en hun werken in de hand Gods zijn; ook liefde, ook haat, weet de mens niet [uit] al hetgeen voor zijn aangezicht is.
Prediker 9:3Dit is een kwaad onder alles, wat onder de zon geschiedt, dat enerlei ding allen wedervaart, en dat ook het hart der mensenkinderen vol boosheid is, en dat er in hun leven onzinnigheden zijn in hun hart; en daarna [moeten] zij naar de doden toe.

Mede mogelijk dankzij

TuinTuin