H7563 רָשָׁע
goddeloze, boze man, de raaskaller

Bijbelteksten

Spreuken 21:29Een goddeloos man sterkt zich in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn weg vast.
Spreuken 24:15Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet.
Spreuken 24:16Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen.
Spreuken 24:19Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen.
Spreuken 24:20Want de kwade zal geen beloning hebben; de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden.
Spreuken 24:24Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn.
Spreuken 25:5Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden.
Spreuken 25:26De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader.
Spreuken 28:1De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw.
Spreuken 28:4Die de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich [in strijd] tegen hen.
Spreuken 28:12Als de rechtvaardigen opspringen van vreugde, is er grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen, wordt de mens nauw gezocht.
Spreuken 28:15De goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder loopt.
Spreuken 28:28Als de goddelozen opkomen, verbergt zich de mens; maar als zij omkomen, vermenigvuldigen de rechtvaardigen.
Spreuken 29:2Als de rechtvaardigen groot worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht het volk.
Spreuken 29:7De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; [maar] de goddeloze begrijpt de wetenschap niet.
Spreuken 29:12Een heerser, die op leugentaal acht geeft, al zijn dienaars zijn goddeloos.
Spreuken 29:16Als de goddelozen velen worden, wordt de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen hun val aanzien.
Spreuken 29:27Een ongerechtig man is den rechtvaardige een gruwel; maar die recht is van weg, is den goddeloze een gruwel.
Prediker 3:17Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, en over alle werk.
Prediker 7:15Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid; er is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid [zijn dagen] verlengt.

Mede mogelijk dankzij

Hadderech