Spreuken 21:29 | Een goddeloos man sterkt zich in zijn aangezicht; maar de oprechte, die maakt zijn weg vast. |
Spreuken 24:15 | Loer niet, o goddeloze! op de woning des rechtvaardigen; verwoest zijn legerplaats niet. |
Spreuken 24:16 | Want de rechtvaardige zal zevenmaal vallen, en opstaan; maar de goddelozen zullen in het kwaad nederstruikelen. |
Spreuken 24:19 | Ontsteek u niet over de boosdoeners; zijt niet nijdig over de goddelozen. |
Spreuken 24:20 | Want de kwade zal geen beloning hebben; de lamp der goddelozen zal uitgeblust worden. |
Spreuken 24:24 | Die tot den goddeloze zegt: Gij zijt rechtvaardig; dien zullen de volken vervloeken, de natien zullen hem gram zijn. |
Spreuken 25:5 | Doe den goddelozen weg van het aangezicht des konings, en zijn troon zal door gerechtigheid bevestigd worden. |
Spreuken 25:26 | De rechtvaardige, wankelende voor het aangezicht des goddelozen, is een beroerde fontein, en verdorven springader. |
Spreuken 28:1 | De goddelozen vlieden, waar geen vervolger is; maar elk rechtvaardige is moedig, als een jonge leeuw. |
Spreuken 28:4 | Die de wet verlaten, prijzen de goddelozen; maar die de wet bewaren, mengen zich [in strijd] tegen hen. |
Spreuken 28:12 | Als de rechtvaardigen opspringen van vreugde, is er grote heerlijkheid; maar als de goddelozen opkomen, wordt de mens nauw gezocht. |
Spreuken 28:15 | De goddeloze, heersende over een arm volk, is een brullende leeuw, en een beer, die ginds en weder loopt. |
Spreuken 28:28 | Als de goddelozen opkomen, verbergt zich de mens; maar als zij omkomen, vermenigvuldigen de rechtvaardigen. |
Spreuken 29:2 | Als de rechtvaardigen groot worden, verblijdt zich het volk; maar als de goddeloze heerst, zucht het volk. |
Spreuken 29:7 | De rechtvaardige neemt kennis van de rechtzaak der armen; [maar] de goddeloze begrijpt de wetenschap niet. |
Spreuken 29:12 | Een heerser, die op leugentaal acht geeft, al zijn dienaars zijn goddeloos. |
Spreuken 29:16 | Als de goddelozen velen worden, wordt de overtreding veel; maar de rechtvaardigen zullen hun val aanzien. |
Spreuken 29:27 | Een ongerechtig man is den rechtvaardige een gruwel; maar die recht is van weg, is den goddeloze een gruwel. |
Prediker 3:17 | Ik zeide in mijn hart: God zal den rechtvaardige en den goddeloze oordelen; want aldaar is de tijd voor alle voornemen, en over alle werk. |
Prediker 7:15 | Dit alles heb ik gezien in de dagen mijner ijdelheid; er is een rechtvaardige, die in zijn gerechtigheid omkomt; daarentegen is er een goddeloze, die in zijn boosheid [zijn dagen] verlengt. |