Prediker 8:10 | Alzo heb ik ook gezien de goddelozen, die begraven waren, en [degenen, die] kwamen, en uit de plaats des Heiligen gingen, die werden vergeten in die stad, [in] dewelke zij recht gedaan hadden. Dit is ook ijdelheid. |
Prediker 8:13 | Maar den goddeloze zal het niet welgaan, en hij zal de dagen niet verlengen; hij zal zijn gelijk een schaduw, omdat hij voor Gods aangezicht niet vreest. |
Prediker 8:14 | Er is [nog] een ijdelheid, die op aarde geschiedt: dat er zijn rechtvaardigen, dien het wedervaart naar het werk der goddelozen, en er zijn goddelozen, dien het wedervaart naar het werk der rechtvaardigen. Ik zeg, dat dit ook ijdelheid is. |
Prediker 9:2 | Alle ding [wedervaart hun], gelijk aan alle [anderen]; enerlei wedervaart den rechtvaardige en den goddeloze, den goede en den reine, als den onreine; zo dien, die offert, als dien, die niet offert; gelijk den goede, alzo [ook] den zondaar, dien, die zweert, gelijk dien, die den eed vreest. |
Jesaja 3:11 | Wee den goddeloze, het zal [hem] kwalijk gaan, want de vergelding zijner handen zal hem geschieden. |
Jesaja 5:23 | Die den goddeloze rechtvaardigen om een geschenk, en de gerechtigheid der rechtvaardigen van dezelven afwenden. |
Jesaja 11:4 | Maar Hij zal de armen met gerechtigheid richten, en de zachtmoedigen des lands met rechtmatigheid bestraffen; doch Hij zal de aarde slaan met de roede Zijns monds, en met den adem Zijner lippen zal Hij den goddeloze doden. |
Jesaja 13:11 | Want Ik zal over de wereld de boosheid bezoeken, en over de goddelozen hun ongerechtigheid; en Ik zal den hoogmoed der stouten doen ophouden, en de hovaardij der tirannen zal Ik vernederen. |
Jesaja 14:5 | De HEERE heeft den stok der goddelozen gebroken, den scepter der heersers. |
Jesaja 26:10 | Wordt den goddeloze genade bewezen, hij leert [evenwel] geen gerechtigheid, hij drijft onrecht in een gans richtig land, en hij ziet de hoogheid des HEEREN niet aan. |
Jesaja 48:22 | [Maar] de goddelozen hebben geen vrede, zegt de HEERE. |
Jesaja 53:9 | En men heeft Zijn graf bij de goddelozen gesteld, en Hij is bij den rijke in Zijn dood geweest, omdat Hij geen onrecht gedaan heeft, noch bedrog in Zijn mond geweest is. |
Jesaja 55:7 | De goddeloze verlate zijn weg, en de ongerechtige man zijn gedachten; en hij bekere zich tot den HEERE, zo zal Hij Zich Zijner ontfermen, en tot onzen God, want Hij vergeeft menigvuldiglijk. |
Jesaja 57:20 | Doch de goddelozen zijn als een voortgedreven zee, want die kan niet rusten, en haar wateren werpen slijk en modder op. |
Jesaja 57:21 | De goddelozen, zegt mijn God, hebben geen vrede. |
Jeremia 5:26 | Want onder Mijn volk worden goddelozen gevonden; een ieder van hen loert, gelijk zich de vogelvangers schikken; zij zetten een verderfelijken strik, zij vangen de mensen. |
Jeremia 12:1 | Gij zoudt rechtvaardig zijn, o HEERE! wanneer ik tegen U zou twisten; ik zal nochtans [van Uw] oordelen met U spreken; waarom is der goddelozen weg voorspoedig, [waarom] hebben zij rust, allen, die trouwelooslijk trouweloosheid bedrijven? |
Jeremia 23:19 | Ziet, een onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, ja, een pijnlijk onweder, het zal blijven op der goddelozen hoofd. |
Jeremia 25:31 | Het geschal zal komen tot aan het einde der aarde; want de HEERE heeft een twist met de volken, Hij zal gericht houden met alle vlees; de goddelozen heeft Hij aan het zwaard overgegeven, spreekt de HEERE. |
Jeremia 30:23 | Ziet, een onweder des HEEREN, een grimmigheid is uitgegaan, een aanhoudend onweder; het zal blijven op het hoofd der goddelozen. |