Ziel

Bijbelteksten

Spreuken 11:25De zegenende ziel zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden.
Spreuken 13:2Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld.
Spreuken 13:3Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet.
Spreuken 13:4De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden.
Spreuken 13:8Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet.
Spreuken 13:19De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken.
Spreuken 13:25De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben.
Spreuken 15:32Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand.
Spreuken 16:17De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart.
Spreuken 16:24Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente.
Spreuken 16:26De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem.
Spreuken 18:7De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel.
Spreuken 19:2Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt.
Spreuken 19:8Die verstand bekomt, heeft zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid waar, om het goede te vinden.
Spreuken 19:15Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren.
Spreuken 19:16Die het gebod bewaart, bewaart zijn ziel; die zijn wegen veracht, zal sterven.
Spreuken 19:18Tuchtig uw zoon, als er nog hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden.
Spreuken 20:2De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel.
Spreuken 20:27De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks.
Spreuken 21:10De ziel des goddelozen begeert het kwaad; zijn naaste krijgt geen genade in zijn ogen.

StudieboekenStudieboeken