Spreuken 11:25 | De zegenende ziel zal vet gemaakt worden; en die bevochtigt, zal ook zelf een vroege regen worden. |
Spreuken 13:2 | Een ieder zal van de vrucht des monds het goede eten; maar de ziel der trouwelozen het geweld. |
Spreuken 13:3 | Die zijn mond bewaart, behoudt zijn ziel; maar voor hem is verstoring, die zijn lippen wijd opendoet. |
Spreuken 13:4 | De ziel des luiaards is begerig, doch er is niets; maar de ziel der vlijtigen zal vet gemaakt worden. |
Spreuken 13:8 | Het rantsoen van ieders ziel is zijn rijkdom; maar de arme hoort het schelden niet. |
Spreuken 13:19 | De begeerte, die geschiedt, is zoet voor de ziel; maar het is den zotten een gruwel van het kwade af te wijken. |
Spreuken 13:25 | De rechtvaardige eet tot verzadiging zijner ziel toe; maar de buik der goddelozen zal gebrek hebben. |
Spreuken 15:32 | Die de tucht verwerpt, die versmaadt zijn ziel; maar die de bestraffing hoort, krijgt verstand. |
Spreuken 16:17 | De baan der oprechten is van het kwaad af te wijken; hij behoedt zijn ziel, die zijn weg bewaart. |
Spreuken 16:24 | Liefelijke redenen zijn een honigraat, zoet voor de ziel, en medicijn voor het gebeente. |
Spreuken 16:26 | De ziel des arbeidzamen arbeidt voor zichzelven; want zijn mond buigt zich voor hem. |
Spreuken 18:7 | De mond des zots is hemzelven een verstoring, en zijn lippen een strik zijner ziel. |
Spreuken 19:2 | Ook is de ziel zonder wetenschap niet goed; en die met de voeten haastig is, zondigt. |
Spreuken 19:8 | Die verstand bekomt, heeft zijn ziel lief; hij neemt de verstandigheid waar, om het goede te vinden. |
Spreuken 19:15 | Luiheid doet in diepen slaap vallen; en een bedriegelijke ziel zal hongeren. |
Spreuken 19:16 | Die het gebod bewaart, bewaart zijn ziel; die zijn wegen veracht, zal sterven. |
Spreuken 19:18 | Tuchtig uw zoon, als er nog hoop is; maar verhef uw ziel niet, om hem te doden. |
Spreuken 20:2 | De schrik des konings is als het brullen eens jongen leeuws; die zich tegen hem vergramt, zondigt tegen zijn ziel. |
Spreuken 20:27 | De ziel des mensen is een lamp des HEEREN, doorzoekende al de binnenkameren des buiks. |
Spreuken 21:10 | De ziel des goddelozen begeert het kwaad; zijn naaste krijgt geen genade in zijn ogen. |