Psalm 78:50 | Hij woog een pad voor Zijn toorn; Hij onttrok hun ziel niet van den dood; en hun gedierte gaf Hij aan de pestilentie over. |
Psalm 84:3 | Mijn ziel is begerig, en bezwijkt ook van verlangen, naar de voorhoven des HEEREN; mijn hart en mijn vlees roepen uit tot den levenden God. |
Psalm 86:2 | Bewaar mijn ziel, want ik ben [Uw] gunstgenoot, o Gij, mijn God! verlos Uw knecht die op U betrouwt. |
Psalm 86:4 | Verheug de ziel Uws knechts; want tot U, Heere! verhef ik mijn ziel. |
Psalm 86:13 | Want Uw goedertierenheid is groot over mij; en Gij hebt mijn ziel uit het onderste des grafs uitgerukt. |
Psalm 86:14 | O God! de hovaardigen staan tegen mij op, en de vergaderingen der tirannen zoeken mijn ziel; en zij stellen U niet voor hun ogen. |
Psalm 88:4 | Want mijn ziel is der tegenheden zat, en mijn leven raakt tot aan het graf. |
Psalm 88:15 | HEERE! waarom verstoot Gij mijn ziel, [en] verbergt Uw aanschijn voor mij? |
Psalm 89:49 | Wat man leeft er, die den dood niet zien zal, die zijn ziel zal bevrijden van het geweld des grafs? Sela. |
Psalm 94:17 | Ten ware dat de HEERE mij een Hulp geweest ware, mijn ziel had bijna in de stilte gewoond. |
Psalm 94:19 | Als mijn gedachten binnen in mij vermenigvuldigd werden, hebben Uw vertroostingen mijn ziel verkwikt. |
Psalm 94:21 | Zij rotten zich samen tegen de ziel des rechtvaardigen, en zij verdoemen onschuldig bloed. |
Psalm 103:1 | [Een psalm van] David. Loof den HEERE, mijn ziel, en al wat binnen in mij is, Zijn heiligen Naam. |
Psalm 103:2 | Loof den HEERE, mijn ziel, en vergeet geen van Zijn weldaden; |
Psalm 107:5 | Zij waren hongerig, ook dorstig; hun ziel was in hen overstelpt. |
Psalm 107:9 | Want Hij heeft de dorstige ziel verzadigd, en de hongerige ziel met goed vervuld; |
Psalm 107:18 | Hun ziel gruwelde van alle spijze, en zij waren tot aan de poorten des doods gekomen. |
Psalm 107:26 | Zij rijzen op naar den hemel; zij dalen neder tot in de afgronden; hun ziel versmelt van angst. |
Psalm 109:20 | Dit zij het werkloon mijner tegenstanders van den HEERE, en dergenen, die kwaad spreken tegen mijn ziel. |
Psalm 109:31 | Want Hij zal den nooddruftige ter rechterhand staan, om [hem] te verlossen van degenen, die zijn ziel veroordelen. |