Psalm 138:3 | Ten dage, [als] ik riep, zo hebt Gij mij verhoord; Gij hebt mij versterkt [met] kracht in mijn ziel. |
Psalm 139:14 | Ik loof U, omdat ik op een heel vreselijke wijze wonderbaarlijk gemaakt ben; wonderlijk zijn Uw werken! ook weet het mijn ziel zeer wel. |
Psalm 141:8 | Doch op U zijn mijn ogen, HEERE, Heere! op U betrouw ik, ontbloot mijn ziel niet. |
Psalm 142:5 | Ik zag uit ter rechterhand, en ziet, zo was er niemand, die mij kende, er was geen ontvlieden voor mij; niemand zorgde voor mijn ziel. |
Psalm 142:8 | Voer mijn ziel uit de gevangenis, om Uw Naam te loven; de rechtvaardigen zullen mij omringen, wanneer Gij wel bij mij zult gedaan hebben. |
Psalm 143:3 | Want de vijand vervolgt mijn ziel, hij vertreedt mijn leven ter aarde; hij legt mij in duisternissen, als degenen, die over lang dood zijn. |
Psalm 143:6 | Ik breid mijn handen uit tot U; mijn ziel is voor U als een dorstig land. Sela. |
Psalm 143:8 | Doe mij Uw goedertierenheid in den morgenstond horen, want ik betrouw op U; maak mij bekend den weg, dien ik te gaan heb, want ik hef mijn ziel tot U op. |
Psalm 143:11 | O HEERE! maak mij levend, om Uws Naams wil; voer mijn ziel uit de benauwdheid, om Uw gerechtigheid. |
Psalm 143:12 | En roei mijn vijanden uit, om Uw goedertierenheid, en breng hen om, allen, die mijn ziel beangstigen; want ik ben Uw knecht. |
Spreuken 1:19 | Zo zijn de paden van een iegelijk, die gierigheid pleegt; zij zal de ziel van haar meester vangen. |
Spreuken 2:10 | Als de wijsheid in uw hart zal gekomen zijn, en de wetenschap voor uw ziel zal liefelijk zijn; |
Spreuken 3:22 | Want zij zullen het leven voor uw ziel zijn, en een aangenaamheid voor uw hals. |
Spreuken 6:16 | Deze zes haat de HEERE; ja, zeven zijn Zijn ziel een gruwel: |
Spreuken 6:26 | Want door een vrouw, [die] een hoer is, komt men tot een stuk broods; en eens mans huisvrouw jaagt de kostelijke ziel. |
Spreuken 6:30 | Men doet een dief geen verachting aan, als hij steelt om zijn ziel te vullen, dewijl hij honger heeft; |
Spreuken 6:32 | [Maar] die met een vrouw overspel doet, is verstandeloos; hij verderft zijn ziel, die dat doet; |
Spreuken 8:36 | Maar die [tegen] Mij zondigt, doet zijn ziel geweld aan; allen, die Mij haten, hebben den dood lief. |
Spreuken 10:3 | De HEERE laat de ziel des rechtvaardigen niet hongeren; maar de have der goddelozen stoot Hij weg. |
Spreuken 11:17 | Een goedertieren mens doet zijn ziel wel; maar die wreed is, beroert zijn vlees. |