Aren lezen is een eeuwenoud recht van de armen. Het bestond er uit, dat arme mensen na het oogsten van de rogge of tarwe toestemming kregen om de op de akker achtergebleven aren te verzamelen (te "lezen") en mee te nemen. Het was een min of meer geïnstitutionaliseerde vorm van sociale hulpverlening.
In de Bijbel is er speciale wetgeving, zo lezen we dat de boer niet alles mocht maaien en een deel van zijn oogst moest achterlaten voor de armen (Lev. 19:9; 23:22, Deut. 24:19).
In Ruth zien we dit gebruik uitvoerig terug (Ruth 2:2ev.).
In Jesaja lezen we de profetie dat de Heer het volk zal dorsen en bij elkaar verzameld zoals aren worden gelezen (Jes. 27:12).
Ook in Nederland was dit tot de jaren 50 in de vorige eeuw een gewoonte. Volgens latere wetgeving is dit nu verboden: "1.Hij die, zonder geweld of bedreiging met geweld tegen personen, geheel of ten dele aan een ander toebehorende klei, bagger, ongesneden veen, zand, aarde, grind, puin, mestspeciën, zoden, plaggen, heide, helm, wier, riet, biezen, mos, onbewerkt en niet vervoerd hak- of sprokkelhout, ongeplukte of afgevallen boomvruchten of bladeren, te veld staand gras of te veld staande of na de oogst achtergebleven veldvruchten wegneemt, met het oogmerk om zich die voorwerpen wederrechtelijk toe te eigenen, wordt, als schuldig aan stroperij, gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste een maand of geldboete van de tweede categorie." (Wetboek van Strafrecht, Artikel 314). In 1917 kwam deze wet weer in het nieuws omdat boswachters in grote getale mensen bekeurden die bramen plukten (Telegraaf, 26-7-2017)