1 Kronieken 6:80 | En van den stam van Gad: Ramoth in Gilead, en haar voorsteden, en Mahanaim en haar voorsteden, |
1 Kronieken 12:31 | En van den halven stam van Manasse achttien duizend, die met namen uitgedrukt zijn, dat zij kwamen, om David koning te maken; |
2 Kronieken 5:2 | Toen vergaderde Salomo de oudsten van Israel, en al de hoofden der stammen, de oversten der vaderen onder de kinderen Israels, te Jeruzalem, om de ark des verbonds des HEEREN op te brengen uit de stad Davids, dewelke is Sion. |
Psalm 105:16 | Hij riep ook een honger in het land; Hij brak allen staf des broods. |
Psalm 110:2 | De HEERE zal den scepter Uwer sterkte zenden uit Sion, [zeggende:] Heers in het midden Uwer vijanden. |
Jesaja 9:3 | Want het juk van hun last, en den stok hunner schouders, en den staf desgenen, die hen dreef, hebt Gij verbroken, gelijk ten dage der Midianieten; |
Jesaja 10:5 | Wee den Assyrier, [die] de roede Mijns toorns is, en Mijn grimmigheid is een stok in hun hand! |
Jesaja 10:15 | Zal een bijl zich beroemen tegen dien, die daarmede houwt? Zal een zaag pochen tegen dien, die ze trekt? Alsof een staf bewoog degenen, die hem opheffen? Als men een stok opheft, is het geen hout? |
Jesaja 10:24 | Daarom zegt de Heere HEERE der heirscharen alzo: Vreest niet, gij Mijn volk, dat te Sion woont! voor Assur, als hij u met de roede zal slaan, en hij zijn staf tegen u zal opheffen, naar de wijze der Egyptenaren; |
Jesaja 10:26 | Want de HEERE der heirscharen zal tegen hem een gesel verwekken, gelijk de slachting van Midian was aan de rots van Oreb; en [gelijk] Zijn staf over de zee was, denwelken Hij verheffen zal, naar de wijze der Egyptenaren. |
Jesaja 14:5 | De HEERE heeft den stok der goddelozen gebroken, den scepter der heersers. |
Jesaja 28:27 | Want men dorst de wikken niet met den dorswagen, en men laat het wagenrad niet rondom over het komijn gaan; maar de wikken slaat men uit met een staf, en het komijn met een stok; |
Jesaja 30:32 | En alwaar die gegrondveste staf doorgegaan zal zijn (op welken de HEERE dien zal hebben doen rusten), [daar] zal men met trommelen en harpen zijn; want met bewegende bestrijdingen zal Hij tegen hen strijden. |
Jeremia 48:17 | Beklaagt hem, gij allen, die rondom hem zijt, en allen, die zijn naam kent; zegt: Hoe is de sterke staf, de sierlijke stok verbroken? |
Ezechiel 4:16 | Daarna zeide Hij tot mij: Gij mensenkind, zie, Ik breek den staf des broods in Jeruzalem, en zij zullen het brood met gewicht en met kommer eten, en het water met [zekere] maat en met verbaasdheid drinken; |
Ezechiel 5:16 | Wanneer Ik de boze pijlen des hongers tegen hen uitzenden zal, die ten verderve zijn zullen, die Ik uitzenden zal om u te verderven; zo zal Ik den honger over u vermeerderen, en u den staf des broods breken. |
Ezechiel 7:10 | Ziet, de dag, ziet, [de morgenstond] is gekomen, de morgenstond is voortgekomen, de roede heeft gebloeid, de hovaardij heeft gegroend. |
Ezechiel 7:11 | Het geweld is opgerezen tot een roede der goddeloosheid; niets van hen zal [overblijven], noch van hun menigte, noch van hun gedruis, en geen klage zal over hen zijn. |
Ezechiel 14:13 | Mensenkind, als een land tegen Mij gezondigd zal hebben, zwaarlijk overtredende, zo zal Ik Mijn hand daartegen uitstrekken, en zal hetzelve den staf des broods breken, en een honger daarin zenden, dat Ik daaruit mensen en beesten uitroeie; |
Ezechiel 19:11 | En hij had sterke roeden tot scepteren der heersers, en de stam van elke [roede] werd hoog tussen de dichte takken; en hij werd gezien door zijn hoogte, met de menigte zijner takken. |