H4294 מַטֶּה
tak, staf, stok (pijl), stam
Numeri 10:23 | En over het heir van den stam der kinderen van Manasse was Gamaliel, de zoon van Pedazur. |
Numeri 10:24 | En over het heir van den stam der kinderen van Benjamin was Abidan, de zoon van Gideoni. |
Numeri 10:26 | En over het heir van den stam der kinderen van Aser was Pagiel, de zoon van Ochran. |
Numeri 10:27 | En over het heir van den stam der kinderen van Nafthali was Ahira, de zoon van Enan. |
Numeri 13:2 | Zend u mannen uit: die het land Kanaan verspieden, hetwelk Ik den kinderen Israels geven zal; van elken stam zijner vaderen zult gijlieden een man zenden, zijnde ieder een overste onder hen. |
Numeri 13:4 | En dit zijn hun namen: van den stam van Ruben, Sammua, de zoon van Zaccur. |
Numeri 13:5 | Van den stam van Simeon, Safat, de zoon van Hori. |
Numeri 13:6 | Van den stam van Juda, Kaleb, de zoon van Jefunne. |
Numeri 13:7 | Van den stam van Issaschar, Jigeal, de zoon van Jozef. |
Numeri 13:8 | Van den stam van Efraim, Hosea, de zoon van Nun. |
Numeri 13:9 | Van den stam van Benjamin, Palti, de zoon van Rafu. |
Numeri 13:10 | Van den stam van Zebulon, Gaddiel, de zoon van Sodi. |
Numeri 13:11 | Van den stam van Jozef, voor den stam van Manasse, Gaddi, de zoon van Susi. |
Numeri 13:12 | Van den stam van Dan, Ammiel, de zoon van Gemalli. |
Numeri 13:13 | Van den stam van Aser, Sethur, de zoon van Michael. |
Numeri 13:14 | Van den stam van Nafthali, Nachbi, de zoon van Wofsi. |
Numeri 13:15 | Van den stam van Gad, Guel, de zoon van Machi. |
Numeri 17:2 | Spreek tot de kinderen Israels, en neem van hen voor elk vaderlijk huis een staf, van al hun oversten, naar het huis hunner vaderen, twaalf staven; eens iegelijken naam zult gij schrijven op zijn staf. |
Numeri 17:3 | Doch Aarons naam zult gij schrijven op den staf van Levi; want een staf zal er zijn voor het hoofd van het huis hunner vaderen. |
Numeri 17:5 | En het zal geschieden, dat de staf des mans, welke Ik zal verkoren hebben, zal bloeien; en Ik zal stillen de murmureringen van de kinderen Israels tegen Mij, welke zij tegen ulieden murmureerden. |