Jozua 13:15 | Alzo gaf Mozes aan den stam der kinderen van Ruben, naar hun huisgezinnen, |
Jozua 13:24 | En aan den stam van Gad, aan de kinderen van Gad, naar hun huisgezinnen, gaf Mozes, |
Jozua 13:29 | Verder had Mozes aan den halven stam van Manasse [een erfenis] gegeven, die aan den halven stam der kinderen van Manasse bleef, naar hun huisgezinnen; |
Jozua 14:1 | Dit is nu hetgeen de kinderen Israels geerfd hebben in het land Kanaan; hetwelk de priester Eleazar, en Jozua, de zoon van Nun, en de hoofden der vaderen van de stammen der kinderen Israels, hun hebben doen erven; |
Jozua 14:2 | Door het lot hunner erfenis, gelijk als de HEERE door den dienst van Mozes geboden had, aangaande de negen stammen en den halven stam. |
Jozua 14:3 | Want aan de twee stammen en den halven stam had Mozes een erfdeel gegeven op gene zijde van de Jordaan; maar aan de Levieten had hij geen erfdeel onder hen gegeven. |
Jozua 14:4 | Want de kinderen van Jozef waren twee stammen, Manasse en Efraim; en aan de Levieten gaven zij geen deel in het land, maar steden om te bewonen, en derzelver voorsteden voor hun vee en voor hun bezitting. |
Jozua 15:1 | En het lot voor den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen, was: aan de landpale van Edom, de woestijn Zin, zuidwaarts, was het uiterste tegen het zuiden; |
Jozua 15:20 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Juda, naar hun huisgezinnen. |
Jozua 15:21 | De steden nu, van het uiterste van den stam der kinderen van Juda, tot de landpale van Edom, tegen het zuiden, zijn: Kabzeel, en Eder, en Jagur, |
Jozua 16:8 | Van Tappuah gaat deze landpale westwaarts naar de beek Kana, en haar uitgangen zijn aan de zee. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Efraim, naar hun huisgezinnen. |
Jozua 17:1 | De stam van Manasse had ook een lot, omdat hij de eerstgeborene van Jozef was: [te weten] Machir, de eerstgeborene van Manasse, de vader van Gilead; omdat hij een krijgsman was, zo had hij Gilead en Bazan. |
Jozua 18:11 | En het lot van den stam der kinderen van Benjamin kwam op, naar hun huisgezinnen; en de landpale van hun lot ging uit tussen de kinderen van Juda, en tussen de kinderen van Jozef. |
Jozua 18:21 | De steden nu van den stam der kinderen van Benjamin, naar hun huisgezinnen, zijn: Jericho, en Beth-hogla, en Emek-keziz, |
Jozua 19:1 | Daarna ging het tweede lot uit voor Simeon, voor den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen; en hun erfdeel was in het midden van het erfdeel der kinderen van Juda. |
Jozua 19:8 | En al de dorpen, die rondom deze steden waren, tot Baalath-beer, [dat is] Ramath tegen het zuiden. Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Simeon, naar hun huisgezinnen. |
Jozua 19:23 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Issaschar, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. |
Jozua 19:24 | Toen ging het vijfde lot voor den stam der kinderen van Aser uit, naar hun huisgezinnen. |
Jozua 19:31 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Aser, naar hun huisgezinnen, deze steden en haar dorpen. |
Jozua 19:39 | Dit is het erfdeel van den stam der kinderen van Nafthali, naar hun huisgezinnen, de steden en haar dorpen. |